Zondulgak, mei 2010, bij een explosie komen 28 mijnwerkers om het leven

Decennia lang werken Turkse arbeiders onder abominabele omstandigheden op zoek naar kolen. Per jaar vinden er ruim duizend ongelukken plaats. Volgens vakcentrale DISK stijgt dit aantal als gevolg van privatisering en uitbesteding aan hoofd- en onderaannemers.

Op 7 januari j.l. vond in een kolenmijn in het district Kozlu van de Turkse provincie Zonguldak een methaangasexplosie plaats. Als gevolg daarvan stortte 630 meter onder de grond een tunnel in. Bij dit ongeluk verloren volgens officiële verklaringen negen arbeiders hun leven en kon één zwaargewonde arbeider gered worden.

Het arbeidsongeluk en het verlies dat het heeft veroorzaakt bracht verontwaardiging en woede teweeg. Temeer omdat het net als de voorgaande ongelukken een direct gevolg is van nalatigheid en onveilige arbeidsomstandigheden. De problemen in de steenkoolmijnen zijn niet nieuw. Sinds jaar en dag vinden er in Turkije regelmatig arbeidsongelukken plaats waarbij bijna altijd doden en gewonden vallen.

De steenkoolmijnen in Kozlu maken onderdeel uit van het staatsbedrijf TTK (Türkiye Taşkömürü Kurumu: Turkse Steenkool Instelling). De arbeiders waren verbonden aan een onderaannemer, de firma Star Inşaat. Volgens statistieken van de TTK vonden er in deze steenkoolmijnen gedurende de periode 1990-2008 in totaal zo’n 21.000 arbeidsongelukken plaats: zo’n 1166 per jaar, ruim 97 per maand en gemiddeld ruim 3 per dag. Daarbij verloren in totaal 1034 mijnwerkers hun leven, raakten er 11.000 gewond en 3000 daarvan blijvend invalide.

Sinds 2008 zijn deze getallen alleen maar gestegen. Nieuwe statistieken van de Turkse vakcentrale DISK tonen echter aan dat de arbeidsongelukken sinds 2002 (het jaar waarin de AK-Partij aan de macht kwam) spectaculair zijn toegenomen met 40 procent. Volgens DISK hield deze toename gelijke tred met de toename van privatisering en uitbesteding van werk aan hoofd- en onderaannemers.

Desinteresse en nalatigheid

Zo traditioneel als de slechte arbeidsomstandigheden en de extreem frequent voor komende arbeidsongelukken zijn, zo traditioneel is ook de desinteresse en nalatigheid van de Turkse overheid ten aanzien van het leven en welzijn van de mijnwerkers. Of zij nu liberaal, sociaal-democratisch, nationalistisch of religieus waren: de regeringen die tot nu toe de revue zijn gepasseerd, inclusief de huidige regering van de AK-Partij onder leiding van premier Erdoğan alsmede de daaraan ondergeschikte bestuurlijke organen waaronder de TTK-directie, hebben sinds de jaren ’80 van de vorige eeuw eigenlijk alleen maar staan toekijken terwijl de problemen steeds groter werden.

De overheid heeft door haar nalatige houding in combinatie met haar neoliberale politiek de arbeidsomstandigheden juist doen verslechteren. Zo heeft zij de technologie van de steenkoolproductie en de bijbehorende productiemiddelen sinds de jaren ’60 van de vorige eeuw nauwelijks verbeterd of gemoderniseerd. Tevens heeft de overheid zich met name sinds 1980 vastberaden getoond op het punt van liberalisering van de hele economie van het land, zo ook van de steenkoolmijnen.

Sinds jaar en dag is de overheid er dan ook op uit om mijnen te verhuren aan hoofdaannemers die op hun beurt onderaannemers inschakelen om zo de arbeids-, loon- en productiekosten optimaal te minimaliseren en de eigen winsten te maximaliseren. Deze onderaannemers trekken vervolgens arbeidskrachten aan die in de regel ‘zwart’ aan het werk gezet worden. Een deel van de aangetrokken arbeidskrachten bestaat veelal uit ervaren en onervaren arbeiders.

Deze arbeiders hebben vooral gemeen dat zij laag beloond worden en ongeorganiseerd zijn. Dit omdat de hoofd- en onderaannemers liever geen vakbonden tot hun ‘objecten’ toelaten en de arbeiders die lid worden van een vakbond het risico lopen door dezelfde aannemers ‘ontslagen’ te worden. De werknemers, door omstandigheden gedwongen, onderwerpen zich noodgedwongen aan praktijken van uitbuiting, misbruik en vernedering.

Onderaannemers zetten deze arbeidskrachten meestal als ‘ongeregistreerde en zwartwerkende dagloners’ aan het werk om voor hen geen sociale verzekeringspremies te hoeven afdragen, geen al te hoge vennootschapsbelasting te hoeven betalen en de mogelijkheid hebben om ze onmiddellijk, eenvoudig en zonder opgave van reden weg te sturen als zij te ‘veeleisend’ worden, zich organiseren, een vakbond inschakelen of een advocaat in de arm nemen. De arbeidsverhoudingen zijn dan ook geheel in het voordeel van de onderaannemers en nog meer in dat van de hoofdaannemers.

De onderaannemers in kwestie maken zich, net als hun opdrachtgevende hoofdaannemers, allerminst zorgen om de waardigheid, gezondheid, veiligheid en het welzijn van de arbeiders. De overheersende tendens is dat zij, net als de overheid, niet of nauwelijks investeren in menswaardige en mensvriendelijke arbeidsomstandigheden.

Slavernij

De Turkse overheid is zeer goed op de hoogte van deze arbeidscondities waardoor de mijnwerker een leven leidt als slaaf. Alleen slaven worden behandeld zoals de aannemers in kwestie ‘hun’ werknemers behandelen. Toch controleert de overheid niet, grijpt niet in en kijkt steeds weg. Door hun onbezorgdheid, nalatigheid en bewuste passiviteit kunnen deze negatieve arbeidscondities voortbestaan, zullen er voortdurend nieuwe ongelukken plaatsvinden en zijn er slachtoffers te betreuren.

De genoemde hoofdaannemers, aan wie de regering de exploitatie van de mijnen stelselmatig heeft uitbesteed, sympathiseren en collaboreren vaak met de regerende AK-Partij. Deze relatie wordt niet zelden gekenmerkt door ‘wederzijdse vriendendiensten’. De stelselmatige invoering van deze aanbestedingspolitiek leidde onder andere tot nagenoeg een volledige liquidatie van de werkgelegenheid met de daarbij behorende relatief gunstigere arbeidsvoorwaarden. Met als gevolg langdurige werkloosheid, een drastische en chronische koopkrachtdaling, ernstige armoede, uitzichtloosheid, een grote afhankelijkheid van de onderaannemer en een arbeidersbestaan dat eerder aan slavernij doet denken.

‘Wanneer zal de overheid tot inkeer komen, een behoorlijk bestuur aan de dag leggen en ingrijpen in het belang van het land en de burger?’ Dat is de hamvraag die vooral door de mijnwerkers en de vakbonden wordt gesteld maar welke de overheid tot op heden onbeantwoord laat. Na ieder dodelijk arbeidsongeluk wordt er ‘beterschap’ beloofd door de verantwoordelijke minister of zijn woordvoerders namens hem, maar alles blijft, zoals tot nu toe gebleken is, slechts bij woorden.

Dat is precies de reden waarom arbeiders die in de steenkoolmijnen werken ieder nieuw ongeluk, welke in wezen door het handelen van de trojka van overheid, hoofdaannemer en onderaannemer veroorzaakt wordt, als een aanslag op hun leven ervaren. Het is de onverantwoorde houding en nalatigheid van deze trojka die ieder ongeluk omzet in een aanslag omdat elke vorm van nalatigheid in principe voorkomen had kunnen worden door op tijd en in voldoende mate de juiste maatregelen te treffen!

Strijd

De boven beschreven opstelling van overheid en aannemers was en is voor vakbonden en arbeiders doorgaans een belangrijke aanleiding voor het voeren van strijd, welke tussen 4 en 8 januari 1991 een hoogtepunt bereikte. In navolging van een regionale staking in Zonguldak kwamen de mijnwerkers, samen met hun naasten en andere aanhang, in beweging voor een demonstratieve mars naar Ankara.

Zij hadden zich voorgenomen van de regering te eisen de plannen voor de sluiting van de steenkoolmijnen in Zonguldak te vernietigen en de productietechnologie die daar destijds van toepassing was, te moderniseren. Daarvoor hadden zij een reeks van eisen opgesteld ter verbetering van de arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden en ter versterking van hun positie binnen de arbeidsverhoudingen waar zij mee te maken hadden.

Protesmars van Zonguldak naar Ankara, 1991

De mijnwerkers wilden met deze mars bovendien met kracht protesteren tegen de eerste Golf-oorlog die destijds dreigde uit te breken en tegen iedere vorm van betrokkenheid van Turkije bij deze eventuele oorlog. Aan de protestmars namen meer dan 100.000 mensen deel, maar kon echter niet voltooid worden vanwege de afzetting door leger en politie halverwege de route.

Maar middels de regionale staking en de mars creëerden de mijnwerkers van Zonguldak een mobiliserend effect. Overal in Turkije kwamen arbeiders van verschillende sectoren in actie. Zo hielden de metaalarbeiders een landelijke 24-uursstaking en organiseerden in het buitenland woonachtige Koerdische en Turkse arbeiders in verschillende steden van Europa solidariteitsacties.

‘Allah heeft het zo gewild’

Vandaag de dag wordt dezelfde strijd tegen uitbuiting, misbruik en vernedering voortgezet in Turkije. Naar aanleiding van het arbeidsongeluk van 7 januari j.l. demonstreerden arbeiders in Zonguldak tegen de overheid en de firma Star Inşaat. In andere plaatsen werden solidariteitsacties gehouden om deze protestacties te versterken.

Ook bewindspersonen maakten kenbaar het ongeluk en de slachtoffers te betreuren. Voor veel mensen is het echter de vraag in welke mate hun treurnis echt en gemeend is. Het zijn immers dezelfde personen die deel uitmaken van de bovengenoemde trojka en degenen die tot nu toe een ‘belangrijke’ bijdrage hebben geleverd aan de beantwoording van de vraag waarom er nog steeds arbeidsongelukken plaatsvinden en vooral in de steenkoolmijnen bijna altijd een dodelijk gevolg hebben.

Minister-president Erdoğan was de eerste om deze vraag op een ‘verklarende’ en ‘verlossende’ manier te beantwoorden. Vol trots en met droge ogen verwoordde zei hij: “Dat is het heilige lot van de verongelukten. Allah heeft het zo gewild en voorbestemd!” Een andere bewindsman bevestigde de juistheid van Erdoğan’s neoliberale en islamitische verklaring en drukte de arbeiders op het hart dat hun collega’s ‘echt waar’ op een ‘mooie manier’ zouden zijn gestorven.

De verklaring van Erdoğan getuigt van disrespect voor alle arbeiders die onnodig geslachtofferd zijn als gevolg van de misdadige nalatigheid en passiviteit van partijen en kringen die zichzelf verrijken ten koste van de levens van anderen. Bovendien zijn deze verklaringen ook bedoeld als bedreiging, belediging en terechtwijzing aan het adres van vakbonden en arbeiders die door strijd zelf hun lot trachten te verbeteren in plaats van deze verbetering over te laten aan Allah!

Het is niet verwonderlijk dat ook de huidige regering een hekel heeft aan strijdbare arbeiders en hun vakbonden. Immers, met hun strijd traineren en bemoeilijken zij verdere uitvoering van het neoliberale programma. 2013 zal het jaar zijn van de strijd van de arbeiders voor werkgelegenheid, werkgarantie, sociale zekerheid en vakbondsvrijheid. Hun verzet is inspirerend, leerzaam en hoopgevend voor de onderdrukte miljoenen in het land.

Meriç Esin

 

Door ravage

Abonneer
Laat het weten als er

*

0 Reacties
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties