05

We moeten het bestaande paternalistische hulpdenken loslaten en eindelijk eens beginnen een zakelijke mondiale samenwerking met Afrika aan te gaan.

Marcia Luyten, journalist, econoom en cultuurhistoricus, woonde jaren in Afrika. Over haar verblijf aldaar schreef zij een reeks columns en artikelen die thans gebundeld zijn in het boek Dag Afrika. Tussen de regels van haar columns door lees je hoe Luyten zich kwaad maakt, zich betrokken voelt met mensen die ze dagelijks ontmoet en hoe zij zich verdrietig en soms machteloos kan voelen als alles weer eens in de soep loopt.

Absurde situaties, wijd verspreide corruptie, ziektes, honger en de steeds grotere kloof tussen rijk en arm beschrijft zij desondanks met een licht laconieke ondertoon. Nergens wordt zij cynisch, terwijl daar toch genoeg reden voor is. Het is juist die schijnbaar afstandelijke toon die maakt dat de ellende die zij beschrijft hartverscheurend overkomt.

Maar Afrika is niet alleen honger, geweld en uitbuiting, zo schrijft zij in haar inleiding. De economie van Afrika is booming. Overal verrijzen hoge gebouwen en nieuwe industrieën. Kortom, economisch gaat het goed met Afrika, alleen de verdeling van die groei laat nog veel te wensen over.

Of het huidige Nederlandse hulpbeleid veel kan bijdragen aan een betere verdeling daar heeft ze haar twijfels over. Hulp die bijdraagt aan het doorbreken van het Afrikaanse patronagesysteem en daarmee meewerkt aan het bevorderen van het zelfvertrouwen en de emancipatie van onderliggende bevolkingsgroepen, noemt zij de enige echte structurele vorm van armoedebestrijding.

Hulp echter die corrupte regeringen een excuus biedt hun verantwoordelijkheid te ontlopen omdat witte hulpverleners zo aardig zijn in te springen, werkt vaak averechts. Ze plaatst weliswaar vraagtekens, maar ze gaat zeker niet mee met de goedkope kritiek van hulptegenstanders die thans, bijna opgelucht, in het voetspoor van de Afrikaanse econome Dambisa Moyo beweren dat vijftig jaar hulp tot niets heeft geleid.

Luyten pleit voor het loslaten van het bestaande paternalistische hulpdenken door eindelijk eens te beginnen met een zakelijke mondiale samenwerking gericht op het voorkomen van een dreigende ramp voor alle aardbewoners op het gebied van watervoorziening, milieubeheer, sociale stabiliteit, grensoverschrijdende ziektes en voedselzekerheid.

De rol van de witte man die het altijd beter weet, is in Afrika uitgespeeld, beweert Luyten. De nieuwe helden zijn de Chinezen. Zij kopen land en grondstoffen, leggen vierbaanswegen aan, geven stadions weg en privéschenkingen aan Afrikaanse leiders. Bijkomend voordeel voor die leiders is dat Chinezen niet zeuren over mensenrechten en een rechtvaardige verdeling van economische baten.

Die weinige aandacht voor mensenrechten betreurt Luyten, maar dat er niet langer opgekeken wordt naar de blanke allesbeterweter verheugt haar. Zo schildert zij diverse dilemma’s, switcht zij van het ene uiterste naar het andere en komt meerdere keren terecht in een maatschappelijke spagaat.

Alle aspecten van Afrika komen in het boek aan de orde: de mensonterende armoede tegenover een opkomende klasse van superrijken die zich weinig aantrekken van hun arme landgenoten, de successen en de vergissingen van de hulp, de goede bedoelingen van de moraliserende hulpverlener en de totale humanitaire onverschilligheid van de Chinese land- en grondstoffenopkopers.

Er is de laatste tijd veel aandacht besteed aan dit boek, voornamelijk vanwege de thema’s booming Afrika, het uit het beeld verdwijnen van de witte man en de opkomst van China. Traditionele tegenstanders van ontwikkelingshulp beijverden zich om smalend te praten over de onnozele witte weldoeners en de slimme Chinezen die, los van achterhaalde sociale ideeën, nu eindelijk de zegeningen van de ‘vrije markt’ ontdekt hebben.

Marcia Luyten moest in talkshows en interviews alle zeilen bijzetten om duidelijk te maken dat er ook nog sprake is van veel armoede, ziekte en honger in Afrika en dat veel ontwikkelingsprojecten echt nog wel zinvol zijn. Haar ondervragers echter wilden vooral van haar horen dat Afrika zich nu zelf wel kan redden, dat wij daarbij gelukkig niet meer nodig zijn en dat witte hulpverleners zich bevoogdend opstellen.

Onlangs verscheen tevens het boek De Hulp Voorbij?, een uitgave van het studiecentrum internationale ontwikkeling (CIDIN) verbonden aan de Universiteit van Nijmegen. Twaalf auteurs geven hierin, na alle kritiek van de laatste jaren op het ontwikkelingsbeleid, antwoord op de vraag hoe het nu verder moet op dit terrein.

Interessant hierbij is dat de meeste auteurs een groot deel van hun leven gewerkt hebben bij ontwikkelingsorganisaties, waaronder de VN en het ministerie van Buitenlandse Zaken. Er worden veel zinnige voorstellen gedaan op het gebied van organisatieverbetering, intensivering van de dialoog met ontvangers en versterking van de Zuid–Zuid samenwerking.

Nog veel belangrijker is de rode lijn die door de meeste bijdragen heen loopt. Geconstateerd wordt dat de hulp, die nog altijd eufemistisch aangeduid wordt als ontwikkelingssamenwerking, in feite uitgaat van eenrichtingsverkeer en dat daarbij het Nederlandse economische belang een dominante rol speelt. De meeste auteurs pleiten, zoals de ondertitel van het boek al aangeeft, voor internationale samenwerking.

Dat woord samenwerking zou deze keer geen eufemisme genoemd kunnen en mogen worden omdat problemen op het gebied van duurzaamheid, wereldvoedsel, water en sociale instabiliteit, die altijd toegeschreven werden aan de ‘derde’ wereld, thans ook onze westerse wereld bereiken.

Er moet een brug geslagen worden, zo schrijft een van de auteurs, tussen ons kortzichtige eigenbelang en het mondiale belang waar we allen mee te maken krijgen. Er is sprake van een spanningsveld tussen het korte-termijn belang van overheden en het (inter)nationale bedrijfsleven en het lange-termijn belang, schrijft een ander.

‘Van al deze problemen’, zo schrijft veteraan Karel van Kesteren, ‘zijn arme mensen in arme landen het eerst en het meest slachtoffer, maar dat neemt niet weg dat ook mensen in de rijkere landen slachtoffer zullen zijn als die problemen niet onder controle worden gebracht.’ Willen we deze problemen oplossen, zo vervolgt hij, dan moeten we komen tot een ‘gezamenlijke en onderling afgestemde internationale inspanning want oplossingen gaan het vermogen van individuele staten verre te boven.’

Maatschappelijke problemen oplossen door internationale wet- en regelgeving is een constructief standpunt, maar zeker niet nieuw. Zolang armoede in onze ex-koloniën geconstateerd wordt, is deze oplossing naar voren gebracht door vele wetenschappers, ontwikkelingswerkers, politici (met name Jan Pronk) en niet te vergeten derde wereldactivisten.

Deze visie stuitte echter keer op keer op de belangen van het bedrijfsleven en op de kortzichtige politiek van achtereenvolgende centrum-rechtse en centrum-linkse coalities, en niet te vergeten de EU. Nu de mondiale crisis ook ons tot de lippen stijgt, is de tijd voor daadkrachtig internationaal handelen wellicht aangebroken. Dat biedt hoop.

Hans Beerends

 

cover Dag Afrika

 

titel  Dag Afrika
auteur  Marcia Luyten
uitgever  De Bezige Bij, 2013
uitgave  Paperback, 192 p.
isbn  978 90 234 7649 8
prijs  € 17.50

 

 

cover de hulp voorbij

 

titel  De hulp voorbij? Op zoek naar internationale samenwerking
auteurs  Rob Visser, Lau Schulpen, Willem Elbers (eds.)
uitgever  KIT Publishers, 2012
uitgave  Paperback, 300 p.
isbn  9789460222238
prijs  € 24.50

 

 

Door ravage

Abonneer
Laat het weten als er

*

0 Reacties
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties