Het Imagine filmfestival biedt een gevarieerd aanbod aan films die de scheidslijnen tussen realiteit en fantasie verkennen. Dit jaar is Imagine verkast naar het Eye, het huidige onderkomen van het Filmmuseum in Amsterdam Noord. Dat is even slikken na de intieme en gezellige bioscoop Kriterion van voorheen.
Verrassend dat de aardigste film van de eerste dagen een documentaire is. Despite the Gods (2012) van Penny Vozniak gaat over de Amerikaanse regisseuse Jennifer Lynch, dochter van David Lynch, die in India de slangenfilm Hiss regisseert. Ze had net de aardige thriller Surveillance gemaakt en ging vol goede moed aan het werk. Die acht maanden durende opnamen onder moeilijke omstandigheden zijn op zichzelf al een horrorstory waard.
De culturele en religieuze kloven tussen de daadkrachtige Lynch en de mensen waar ze mee moet werken, zijn immens. Een vrouw als baas is toch al ongehoord in een maatschappij als India waar de vrouw een ondergeschikte rol vervult. Bovendien krijgt de filmcrew te maken met de intense hitte, de onophoudelijke regenval, de weinig gedisciplineerde werkhouding van de crew en de gigantische mensenmassa’s die de opnamen omringen. Lynch ligt ook voortdurend overhoop met haar producenten. Volgens haar roeren teveel mensen in dezelfde pot waardoor de filmopnamen in een totale chaos ontaarden.
Er zijn natuurlijk al heel wat documentaires gemaakt over het maken van films. Burden of Dreams (1982) van Les Blank bijvoorbeeld, over de opname van Fitzcarraldo van Werner Herzog, is een befaamde. Despite the Gods behoort in dit genre tot de beteren. De film is vooral interessant in het tonen van de cultuurverschillen. India is een vreemde en moeilijk te bevatten cultuur. Ongelooflijk vriendelijke mensen, maar onmogelijk om mee samen te werken. Lynch probeert al die maanden nauwgezet en geduldig de opnamen te leiden maar wordt hierbij telkens op allerlei mogelijke manieren tegenwerkt. Na de voltooiing van Hiss verneemt ze dat de producenten haar versie gehermonteerd hebben.
A Werewolf Boy (2012) uit Zuid-Korea van regisseur Sung-Hee is een film die je graag tegenkomt op een festival als Imagine. Het meisje Soon-Yi ontdekt in een schuur naast haar huis op het platteland een totaal verwilderd jongetje. Het gezin adopteert hem waarna er een soort van liefdesrelatie ontstaat tussen beiden, totdat de buitenwereld roet in het eten gooit en de ware aard van de jongen tot uiting komt.
Het verhaal is geïnspireerd op het klassieke thema van Beauty and the Beast. Hier wordt het monster ogenschijnlijk getemd door de schoonheid. De uitkomst is hartverscheurend. A Werewolf Boy is een sprookjesachige film met een scherpe metaforische lading. De botsing tussen natuur en beschaving wordt met een grote subtiliteit verbeeld. De film is schitterend gemaakt en aangrijpend, vooral door het indrukwekkende acteerwerk van Song Joong-ki in de hoofdrol als het meisje.
Filmfestival Imagine kent ook missers in het programma. Zoals John Dies at the End (2012) van regisseur Don Coscarelli. David en John gebruiken de drug Soy Sauce waardoor ze bovennatuurlijke zaken waar kunnen nemen. Het is een film vol zwarte humor en buitenissige wezens en gebeurtenissen, maar de humor mist te vaak doel en de film is verdomd moeilijk te volgen. Coscarelli maakte in het verleden de zeer geslaagde zwarte komedie Bubba-Ho-Tep (2002) en het zeer lugubere Phantasm (1979). Het zij de man vergeven dat hij dit keer de plank volledig mis slaat.
Ulrik van Tongeren