Laatst kwamen in het tv-programma DWDD vier economen uitleggen waarom hun beroepsgroep zo nietszeggend is. Ze hebben namelijk geen oplossingen voor de crisis, die ze ook niet zagen aankomen. Economie is toch hun vakgebied? Een veelzeggende opmerking kwam uit de mond van professor Baarsma van de Universiteit van Amsterdam: “Aan praattafels kun je economen niet serieus nemen”, beweerde de wetenschapster, lid van de VVD en vaste tafelgast van DWDD monter. “Daar bedrijven ze al gauw politiek.” Een opmerking waar Van Nieuwkerk niet op in ging. “Waarom hier aan tafel wel politiek en aan uw faculteit niet?”, had hij bijvoorbeeld kunnen vragen.
Tot zover niets nieuws onder de zon. Maar naast een verborgen politieke agenda hebben economen gedachtekronkels die ons leren in welke geestelijke toestand de elite verkeert. Neem econoom Frank Kalshoven, die in de Volkskrant schrijft over de rede van Mark Rutte in de Rode Hoed. Rutte: ‘Nederland aan het infuus, mensen moeten zelf hun boontjes doppen.’ Precies de visie van Kalshoven. Zich bewust van de betekenis hiervan schrijft hij: ‘Zekerheden voor sommige groepen gaan ten koste van andere groepen.’ Oftewel, minder zekerheden zullen ten koste gaan van de lage inkomens.Vervolgens analyseert hij de rede.
Kalshoven, directeur van de Argumentenfabriek met een team van 22 uitgelezen ‘fabriekers‘, is getraind in de argumentatieleer en werkt zijn betoog over de ‘rede van Rutte’ uit volgens de methode van zijn ‘fabriek’. Alleen de formele logica verschaft ons duidelijkheid, is zijn credo. Met de erfenis die de Griekse wijsgeer Aristoteles heeft nagelaten kunnen we namelijk ons voordeel mee doen in deze gure economische tijd. Bij zijn Denkacademie kan men voor 1.400 euro (inclusief BTW en kopje koffie) in enkele dagen gestructureerd leren denken en denkfouten doorzien.
Aan het begin van zijn commentaar schrijft Kalfshoven: ‘Ook al ontkent Rutte dat hij een visie heeft, hij formuleert een echte visie’. Als econoom wordt Kalfshoven hier blij van. ‘Mijn conclusie: Stukjesschrijvers en de premier weten blijkbaar niet wat een visie is’, zo vervolgt hij. Dan laat hij er zijn beproefde denkmethode op los om in drie uitgewerkte stappen onomstotelijk het bewijs te leveren: ‘Rutte formuleert dus een visie.’ Kalshoven heeft vast niet op zijn collega’s gelet, ook niet die van zijn eigen krant, want de meeste stukjesschrijvers zijn van mening dat de premier die nadrukkelijk beweerde ‘geen visie te hebben’ wél een visie heeft. Waarom moffelde hij die weg?
Kalshoven, die met zijn ijzeren logica bewijst dat de premier ‘wel een aansprekende visie heeft’, terwijl de premier dat zelf ontkent, bewijst overigens nog iets. In plaats van zijn collega’s te katten – ‘Journalistieke onwetendheid, mijn oud-hoofdredacteur H.J. Schoo had er een pesthekel aan’ – had de eindconclusie moeten luiden: premier Rutte weet niet wat een visie is, bezuinigt maar wat met een (permanente) vertrouwenscrisis tot gevolg. Dat is blijkbaar een stap te ver voor de econoom. Of zit hij als logicus soms zo opgesloten in zijn denkmethode dat hij niet meer in staat is adequaat te interpreteren? In dat geval adviseer ik hem deel te nemen aan een gratis opfriscursus van zijn eigen Denkacademie.
Ron Kretzschmar