19

Ontwikkelingsorganisaties dienen in de geest van de eed van Hippocrates weer trouw te zweren aan basiswaarden als solidariteit en kwaliteit.

Met de stelling ‘minder hypes, meer Hippocrates’ roepen Marc Broere, hoofdredacteur van het ontwikkelingsvakblad Vice Versa, en Ellen Magnus, economisch onderzoeker, ontwikkelingswerkers op zich te ontworstelen aan de greep van commercialisering en economisering en terug te keren naar hun oorspronkelijke kernwaarden.

Dat wil zeggen: internationale samenwerking, mondiale solidariteit en het ondersteunen van mensen in hun strijd tegen onrechtvaardige machtsverhoudingen. Daartoe pleiten zij voor het afleggen van een eed van Hippocrates waarin de ontwikkelingswerker verklaart, net zoals artsen dat al eeuwen doen, zich uitsluitend te laten leiden door de belangen van de mensen voor wie zij zich inzetten.

Hypes

Van Ardenne (2002-2007) dwong als minister van Ontwikkelingssamenwerking fondsen als Novib, Cordaid, Icco, Hivos e.a. met elkaar te concurreren voor het verkrijgen van donateurs en subsidiegunst. Haar opvolger, Koenders, eiste dat fondsen zich moesten bundelen in samenwerkingsverbanden. De daarop volgende staatssecretaris Knapen zette samen met minister Rosenthal het mes in de financiële ondersteuning en Ploumen, de huidige minister van Ontwikkelingssamenwerking, vindt dat ontwikkelingsorganisaties meer open moeten staan voor de belangen van het Nederlands bedrijfsleven. Zie hier enkele hypes waar de auteurs zich aan ergeren.

Een andere, diep ingrijpende hype, is het huidige ‘geen hulp maar handel’ beleid van Ploumen. Haar beleid is, treurig genoeg, de logische uitkomst van tien jaar verachting, bespotting en afwijzing van ontwikkelingshulp door politici als Fortuyn en Wilders, gevoegd bij het eeuwige verlangen van de VVD het Nederlandse bedrijfsleven te laten profiteren van het ontwikkelingsbudget.

Ploumen die, gezien haar vorige bestuursfuncties bij de PvdA, Cordaid en Mama Cash, beter zou moeten weten, verklaart iedereen die niet meegaat met haar verhaal voor ouderwets. De ironie van haar verhaal wil echter dat wat zij modern noemt in feite teruggaat naar 1962, toen werkgevers pleitten voor een ontwikkelingsfonds ter financiering van hun export naar landen met te weinig koopkracht.

De dagen van Pronk zijn voorgoed voorbij, roept Ploumen juichend. Inderdaad, we zijn weer terug in de tijd van minister Udink (1968-1972), de man die zijn functie van directeur van de Centrale Kamer van Handelsbevordering inruilde voor die van minister van Ontwikkelingssamenwerking. De ‘geen hulp maar handel’ hype is dus een hype die terug gaat naar af.

Ploumen

De auteurs laten in bovenstaande en andere beschouwingen, die eerder zijn verschenen in Vice Versa, zien hoe de humanitaire en emancipatorische uitgangspunten van het ontwikkelingswerk steeds meer onderuitgehaald worden en hoe begrippen worden vervalst. Als voorbeeld haalt Broere aan hoe de eis van ontwikkelingslanden voor ‘meer handel en minder hulp’ (Trade not Aid) nu gebruikt wordt door Ploumen om precies het tegenovergestelde te bepleiten.

Ontwikkelingslanden eisten op de Unctad-bijeenkomst van 1968 meer exportmogelijkheden voor hun industriële- en landbouwproducten naar westerse markten. Als Ploumen nu dezelfde kreet ‘meer handel en minder hulp’ gebruikt, bedoelt zij: meer exportmogelijkheden van Nederland naar ontwikkelingslanden. Aansluitend hierop beschrijft Broere dat de 0,7 procent ontwikkelingshulp door nobelprijswinnaar Tinbergen in feite bedoeld was als steuntje in de rug bij een hervormingspakket dat gericht was op herstructurering van de internationale handel ten gunste van arme landen.

In volgende beschouwingen wordt beschreven hoe ontwikkelingswerkers, door ervaring wijs geworden, vanaf midden jaren ’70 hun werk gingen opvatten als het steunen van de armen bij hun pogingen onrechtvaardige maatschappelijke machtsverhoudingen te doorbreken. Vanaf eind jaren ’90 wordt dit beleid echter doorkruist door het opkomende neoliberale marktdenken.

In het hoofdstuk ‘Terug naar onze kernwaarden’ beschrijft Ellen Magnus hoe ontwikkelingsorganisaties gedwongen werden hun prioriteiten te laten bepalen door thema’s waar financiering voor beschikbaar is. Er ontstond een tegenstelling tussen de mensen in het veld die begrepen dat ontwikkeling een langdurig proces was van emancipatie en de door de financiers aangestelde boekhouders en managers die op zo kort mogelijke termijn meetbare resultaten eisten. Met een reeks voorbeelden laat Magnus zien hoe economisering en het managementdenken het vakbekwame werken ondermijnt.

Voor ontwikkelingswerkers die hun ‘kernwaarden’ en het plezier in hun werk willen heroveren, eindigt het boek met een aantal tips. Tussen alle beschouwingen door wordt de lezer ook nog verrast met een reeks filosofische columns van Mangus. Hierin beschrijft zij hoe filosofen als Kant, Habermas, Aristoteles, Spinoza, Nussbaum, Levinas en Hanna Arendt volgens haar zouden reageren op actuele ontwikkelingsthema’s. Dit leidt vaak tot bijzondere uitkomsten waar je het wel of niet mee eens kan zijn, maar waar je lekker over door kan bomen.

Hans Beerends

20

 

 

titel  Minder hypes, meer Hippocrates; Een positieve injectie voor de ontwikkelingssector
auteurs  Marc Broere, Ellen Mangnus
uitgave  paperback, 176 pg.
uitgever  KIT Publishers, 2013
isbn  9789460222757
prijs  € 17.50

Door ravage

Abonneer
Laat het weten als er

*

0 Reacties
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties