12

 

een oude man zit op zijn schapenvacht
aan de kleine tafel bij het raam
de tv staat aan
zijn lange dunne haar hangt op zijn magere rug
de ogen half geloken
een telefoon ligt binnen handbereik
de buurman tokkelt op zijn gitaar
buiten loeien sirenes van een brandweerauto

zijn vrouw is lang geleden bij hem weggegaan
niet veel later trof hij zijn moeder dood in haar
appartement aan
sindsdien zit hij thuis
stil te midden van het omgevingslawaai
de geest gevlogen

voorzichtig staat hij op
om niet door zijn rug te gaan
hij pakt een rokertje en staart om zich heen
de ellebogen leunend op de veiligheidsbalk
in het open raam

hij ziet fietsers op straat
een brommer die voorbij raast
sloepen in de gracht
hij hoort gesnater van watervogels
ziet een schichtige kat verscholen
onder één van de geparkeerde auto’s
verderop de drukte van lallende luitjes
beneden het tegel brede smalle tuintje
van de invalide buurman

hij sluit het raam
trekt het versleten gordijn dicht
de oude man zit op zijn schapenvacht
de tv staat aan
hij kijkt er naar
terwijl de dagen aan hem voorbij gaan
als trage wolken op een windstille zomerdag

 
 

Door ravage