ik stond op het gras
de zon scheen
er was een woonwagen
een geïmproviseerde tent
een spijkerbroek over een waslijn
gespannen tussen twee bomen
wat gammele stoelen
het kampvuur
een tafel met keukengerei
struiken
grote ratten die niet bang waren
een tamme duif op het dak
een man met rood haar
een rode baard
die bloemetjes schilderde op doek
bovenal was het er vredig
vredig en fijn
een vlinder danste om mij heen
zorgeloos
ik was zorgeloos
ik was vrij
daar stond ik
midden in het leven
hier sta ik nu
aan de zijlijn
te midden van mijn pijn
waar ik voor weg wil vluchten
waar ik zo niet wil zijn
ik wacht
wacht tot ik vleugels krijg
om net als de vlinder
zorgeloos en vrij te zijn