De doorzoeking van de redactieruimte van Ravage in 1996 was rechtmatig. Een aanslagpleger heeft geen recht op bronbescherming, zo oordeelt het Hof in Straatsburg.
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) stelt dat een aanslagpleger die zijn daad opeist via de media geen persoon is waarop journalistieke bronbescherming van toepassing is. Bij de doorzoeking van de redactieruimte van het voormalige tijdschrift Ravage in 1996, waarbij redactiespullen in beslag werden genomen, was weliswaar sprake van inperking van de vrijheid van meningsuiting, maar de politieactie was gerechtvaardigd gelet op het belang van misdaadpreventie.
Volgens Ties Prakken, een van de advocaten van Ravage, ziet het EHRM bronbescherming – ten onrechte – als een recht voor de bron in plaats van een recht voor de journalist. Deze uitspraak is volgens haar niet alleen teleurstellend voor Ravage, maar vormt ook een ongerechtvaardigde beperking van het recht op bronbescherming van journalisten. “Door de focus van het EHRM op de positie van de bron wordt de weg vrijgemaakt voor discussies over het morele gehalte en de politieke motieven van bronnen, terwijl de kern van de zaak behoort te zijn of de journalist die iets wenst te publiceren dat naar eigen verantwoordelijk inzicht kan doen, ongehinderd door de vrees daardoor bronnen af te schrikken”, aldus Prakken.
Aanleiding voor de doorzoeking van de redactieruimte in de Amsterdamse Van Ostadestraat op 3 mei 1996, vormde een claimbrief van de radicale milieugroepering Earth Liberation Front waarin de aanslag op het kantoor van BASF in Arnhem werd opgeëist. Door een explosief werd half april 1996 schade aangericht aan de voorgevel en de entree van BASF. Ravage maakte de inhoud van de claimbrief op 2 mei 1996 wereldkundig, maar niet voordat de brief was vernietigd.
Bij de doorzoeking door een rechercheteam van regiopolitie Midden-Gelderland werden computers en documenten in beslag genomen voor nader onderzoek, terwijl de politie vooraf had aangekondigd enkel geïnteresseerd te zijn in de originele claimbrief. Ravage acht de doorzoeking in strijd met de vrijheid van meningsuiting en journalistieke bronbescherming en maakte de zaak – na een jarenlange gang door het Nederlandse juridische systeem – eind 2006 aanhangig bij het EHRM.
De bescherming die de pleger van de aanslag zocht was om de eigen criminele activiteit te verhullen, aldus de rechters in het vonnis. Daarop is wetgeving voor bronbescherming en meningsuiting niet van toepassing, oordeelt het EHRM. ‘De doorzoeking vond plaats in het kader van onderzoek naar een ernstig misdrijf, en om toekomstige aanslagen te voorkomen. Dat was niet in strijd met artikel 10 EVRM dat voorziet in inbreuken op de journalistieke vrijheid, onder meer ter voorkoming van criminaliteit’, aldus het EHRM.