Ideologisch denken we in de termen ‘links’ en ‘rechts’. De Amerikaanse filosoof en anarchist Crispin Sartwell vindt deze onderverdeling niet langer houdbaar en pleit voor een andere ordening.
door Crispin Sartwell
Meer dan ooit worden Amerikanen verdeeld vanwege hun politieke ideologie, zoals recent onderzoek van het Pew Research Centrum aantoont. Ongeveer een derde ter linker- als rechterzijde is de mening toegedaan dat z’n tegenstanders ‘dermate misleid zijn dat ze het welzijn van de natie in gevaar brengen’. Daar hebben ze gelijk in.
Mijn recept is geen beschaafdheid noch dialoog, hoewel ze prijzenswaardig zijn, zij het in dit geval aantoonbaar onmogelijk. Mijn benadering is veeleer ‘filosofisch’: we moeten zowel links als rechts met het feit confronteren dat hun posities onsamenhangend zijn. Het links-rechts onderscheid kan sociale identiteiten uit elkaar halen die gestoeld zijn op klasse of geboortestreek of ras of geslacht, maar het is zeker geen strijd tussen verschillende politieke ideeën.
Het schikken van posities op de links-rechts as – van progressief tot reactionair, van conservatief tot liberaal, van communist tot fascist, socialist tot kapitalist, of Democraat tot Republikein – is conceptueel verwarrend, ideologisch tendentieus en historisch willekeurig. En elke positie ergens daar tussenin wordt door tegenspraken verpest.
Schuttersputjes
Om te ontdekken wat er achter de mogelijkheden van beide zijden ligt, zou men eerst de schuttersputjes moeten verlaten en óver in plaats vanuit het links-rechts spectrum moeten denken. De begrippen ontstonden in het revolutionaire Frankrijk anno 1789, waar ze verwezen naar de koningsgezinden en anti-koningsgezinden in de Assemblée. Het is geloofwaardig dat het concept (zo niet de woordenschat) oprijst bij revolutionaire denkers als Rousseau en Burke.
In de Oxford English Dictionary komt de eerste Engelse vermelding van ‘links’ en ‘rechts’ qua politieke betekenis uit Thomas Carlyle’s French Revolution (1837), maar het idee kristalliseerde zich pas uit onder het schild van het marxisme, in het midden van de negentiende eeuw. Toch bleef het tot het begin van de twintigste eeuw weinig courant in Engelssprekende landen.
Voor die tijd, en buiten het Westen, waren er veel intellectuele structuren om de politieke posities te definiëren en ordenen. Om een voorbeeld te geven, de radicale en egalitaire hervormingsbewegingen in het begin en midden van de negentiende eeuw in Amerika – zoals het abolitionisme, feminisme en pacifisme – waren over het algemeen evangelisch christelijk, en radicaal individualistisch en anti-etatistisch. Ik denk dan aan iemand als Henry David Thoreau, die een volmaakt coherente positie vertolkte zonder dat hij redelijkerwijs als links of rechts kon worden omschreven.
Steno
Eén manier waarop mensen over links en rechts spreken, verloopt in termen van tijd. Progressieven willen de tijd vooruit laten gaan of zelfs laten versnellen, opdat er een heldere, beloftevolle toekomst aanbreekt, terwijl conservatieven de tijd willen doen stilstaan of zelfs terugzetten naar een gouden eeuw. Elke benadering lijkt af te hangen van een opvatting over tijd die zeldzaam kneedbaar is, en waarvan het tempo en richting samenhangen met de uitkomst van de volgende verkiezingen.
Om het mild te zeggen: het idee dat men tijd kan vertragen of versnellen heeft een zekere… psychotische kwaliteit. De Taliban en Beyoncé, het Suruwaha-volk uit het ‘stenen tijdperk’ aan de Amazone en gastheren primetime op MSNBC: ze vallen in tijd samen, omdat ze zich allen kortstondig in dezelfde richting bewegen, op hetzelfde niveau, in hun eigen tijd. Ze bestaan onder meer allemaal precies op dit moment.
Misschien zouden progressieven (en echte reactionairen, als die bestaan) zeggen dat het idee om tijd te stremmen of op te voeren, een soort steno is, of een metafoor. Maar ik denk dat de materie ingewikkelder is. Beide zijden van het Amerikaanse politieke spectrum beroepen zich voortdurend op Amerikaanse tradities en principes. En het frappante is dat men ‘vooruitgang boekt’, in welke omvang dan ook, door bestaande tradities nieuw leven in te blazen of te herinterpreteren.
Barack Obama doet met deze retoriek even hard mee als Rand Paul. Het is nooit een zaak van gewoon vanuit de nulpositie te vertrekken, zonder vooronderstellingen. Beide zijden zijn betrokken bij het interpreteren en opnieuw toepassen van bestaande tradities, en beide partijen doen dat onder voortdurend veranderende voorwaarden, zodat elke toepassing een nieuwe en potentieel betwistbare interpretatie biedt. Ook in dat opzicht is tijd meedogenloos.
PHT
Maar gewoonlijk wordt het links-rechts spectrum opgevat – en basaal door het Pew-onderzoek gekenschetst – als staat tegenover kapitaal. Democraten blijven erop hameren dat de staat vele positieve bijdragen levert aan ons leven, terwijl Republikeinen redeneren dat ze een obstakel is voor de voorspoed die vrije markten kunnen scheppen. Aan de uiterste zijden zouden we voorzitter Mao kunnen laten strijden met Ayn Rand in een kooigevecht van staatscommunisme tegen laissez-faire kapitalisme.
Het standaardsetje met verschillen blijft aan beide zijden steunen op het idee dat staat en corporatie, of politieke of economische macht, uit elkaar getrokken kunnen worden en tegenover elkaar geplaatst. Dit is aantoonbaar onjuist omdat hiërarchieën ertoe neigen samen te vallen. Laten we dat PHT noemen, het Principe van het Hiërarchische Toeval. Een gevolgtrekking uit PHT is dat hulpbronnen naar politieke macht vloeien en omgekeerd. Ofwel: dat de macht van staat en kapitaal altijd samen op het toneel verschijnen en elkaar wederzijds versterken.
Ik zou zeggen dat het nogal wiedes is dat PHT op waarheid berust en dat iedereen die waarheid kent. Een staatsinrichting op basis van een blanke alleenheerschappij waarin zwarten welvarender zijn dan witten, zou wel zeer verrassend zijn. Niet minder verrassend zou het zijn wanneer regelgevende hechtenis niet binnendringt. Je kunt wel doorgaan om hervormingen te vestigen door economische en politieke macht uit elkaar te houden, maar dat zou contraproductief uitpakken.
Want wanneer je de staat versterkt om het kapitaal te controleren, dan bereik je daar alleen maar mee dat kapitaal meer monolithisch wordt, meer geconcentreerd en meer kundig om een bredere variëteit aan machten te beoefenen. (Neem de verhouding tussen Goldman Sachs en het ministerie van Financiën in de laatste decennia, of tussen energiebedrijf Halliburton en het Pentagon, of tussen verschillende communicatielijnen, internet en de NSA. Het verschil tussen ‘openbaar’ en ‘privé’ is nogal abstract in verhouding tot de tastbare overlappingen.)
IJzeren laars
Staat en economie zijn samengesmolten in verschillende rangschikkingen in Iran en Egypte, in China en Rusland, in de Amerika en de EU. We kunnen zeggen dat de huidige Chinese staat de meest in het oog springende eigenschappen van het maoïsme en corporatistisch kapitalisme combineert: het gaat uiteindelijk alleen maar om de grootste winst en om die te verschepen – bestemming: de absolute top van de hiërarchie. En toch probeert het ook over de aarde te schrijden met een ijzeren laars van collectivistisch totalitarisme.
Welnu, dat lijkt alleen maar onbegrijpelijk wanneer je vastzit in het spectrum. Een gewone politieke wetenschap associeert kapitalisme met John Locke, Adam Smith en democratie (liberalisme, vermoed ik). Anderzijds, sinds socialisten het vrije ondernemerschap verwerpen en grootse herverdelende schema’s voorstellen, hebben ze een grote, machtige staat nodig. Heel lang hebben mensen het Chinese systeem gezien als een mix van tegenovergestelde of tegensprekelijke elementen.
Volgens mij kan niemand daar nu nog zo beslist over oordelen. In plaats daarvan kunnen we de Chinese staat opvatten als een provisorisch hoogtepunt van zowel staatssocialisme als corporatistisch kapitalisme. Ideologisch zijn dit tegengestelden, maar we leven niet in het tekstboek van politieke ideologieën. We leven in een wereld waar corporatistisch kapitalisme altijd volledig afhankelijk is geweest van staatsmacht, en de basale dosis links etatisme altijd de economie heeft ingelijfd. De Sovjet-Unie was een amalgaam van monopolistisch kapitalisme, en de moderne Amerikaanse staat een amalgaam van staatssocialisme.
Wegpoetsen
Het was onze vergissing dat we de rekenschap geloofden die deze ideologieën van zichzelf gaven, maar dat masker was altijd dun. Er zijn theoretici van het kapitalisme die grenzeloze vrije markten hebben bedacht en aanbevolen, en er zijn theoretici van het communisme die markten uit hun gedachten hebben gebannen, omdat ze altijd het feit weg poetsten dat wat ze eigenlijk bedoelden de doordringing van elk facet van het leven was, inclusief markten, door de staat. Dat waren fantasieën. Wat deze mensen wilden, scheen volledig tegengesteld aan elkaar, maar ze wijdden zich ieder aan hun eigen type hiërarchie, en hun hiërarchieën neigen ertoe samen te vallen.
De vertrouwde notie is dat je de macht van het kapitaal vergroot wanneer je de macht van de staat vermindert, en vice versa. Zacht gezegd is deze aanspraak niet-empirisch. De opkomst van het kapitaal, de bestendiging ervan in een gering aantal handen, en de langdurige monopolistische structuren of de schaalvergroting die het baart, zijn onbegrijpelijk zonder de staat.
Michel Beaud is in zijn History of Capitalism een van de vele historici die de verbintenis met de staat een onderscheidend kenmerk acht: ‘Wat men zich in elk geval voor de geest moet halen is het belang van de staat bij de geboorte en de eerste stapjes van het kapitalisme… De eerste omvormende factor is de staat. Nationale eenheid, de standaardisatie van valuta, gerechtelijke eenheid, militaire sterkte en de voorbereidselen op een nationale economie: ze werden allemaal geschapen en ontwikkeld door de staat, of met de staat als centraal principe.’
Genootschap
Accumulatie van kapitaal op ruime schaal die we tegenwoordig meemaken, is onmogelijk bij afwezigheid van huiselijk toezicht en het vermogen om militaire macht te ontwerpen. De Britse koloniale economie – een kapitalistisch summum – zou onmogelijk zijn geweest zonder een kolossale staat. De Amerikaanse roversbaronnen periode is vaak geïnterpreteerd als wegbereider van een hyperconcentratie aan welvaart bij een paar particuliere eigenaars, en uiteindelijk beheerst door de staat.
Als je naar de concrete procedures kijkt die een Vanderbilt, een Rockefeller, een Carnegie volgden, dan merk je dat ze fundamenteel afhankelijk waren van staatssponsoring en staatsgeweld, waardoor dergelijke mensen in een positie kwamen te bevelen krachtens hun welvaart. Dit onderging verschillende bijstellingen in het zogeheten Progressieve Tijdperk, maar hoewel specifieke kartels en rijkdommen werden geviseerd, bleef op lange termijn de status quo gehandhaafd, toen de overheid de centrale bank werd (min of meer samensmeltend met J.P. Morgan) en het moderne bureaucratische corporatisme opdook.
Overweeg bij wijze van vergelijking het Sovjet-systeem. Het nationaliseren van de industrie en het opleggen van vijfjarenplannen maakten de samenleving niet meer gelijk. Ze maakten de Communistische Partij tot een genootschap van kapitalisten. Het communistische totalitarisme was een bijzondere extreme fusie van staat en kapitaal, maar zulke fusies zijn er overal. Als men maar een beetje zou nadenken over de manier waarop het energiebeleid van de regering en privé-energiebedrijven in elkaar grijpen, dan zou men minder en minder noodzaak tot onderscheid zien. Regulatoren en corporatistische lobbyisten en stafleden van het congres behoren allemaal tot dezelfde mensen.
Historische vergissing
Het idee dat vrije markten historisch te onderscheiden zijn in de vorm van grote, machtige staten is een a-historische ideologie die wordt gedeeld door kapitalistisch rechts en communistisch links. We kunnen het links-rechts spectrum eerder beschouwen als enkelvoudige ideologie dan als een taxonomie van tegengestelden. Vanuit dat standpunt is de kloof tussen links en rechts, of tussen Democraten en Republikeinen – die de Amerikaanse politiek verandert in een hyperrepetitieve, mechanische set van oorlogszuchtige tweedehandsinstrumenten over vrije markten tegenover overheidsprogramma’s met egalitaire gevolgen – te wijten aan een historische vergissing.
Het links-rechts spectrum wordt vaak gekenschetst met begrippen die twee extreme polen vertegenwoordigen. Een manier om te ontdekken dat dit onsamenhangend is, is dat deze polen kunnen worden gedefinieerd op manieren die niet met elkaar te verenigen zijn. Het is wel heel raar dat de Republikeinen Rand Paul en John McCain tot dezelfde politieke partij behoren en worden gesitueerd op dezelfde zijde van het politieke spectrum. Ik zou zeggen dat ze dieper en essentiëler van elkaar verschillen dan elk van hen met bijvoorbeeld de Democraat Barack Obama verschilt.
Een paar van de meest saillante bewegingen ‘ter rechterzijde’ zijn monarchisme, fascisme, fundamentalisme en libertarisme, die niets met elkaar gemeen hebben, behalve dat ze allemaal redenen hebben om zich te verzetten tegen het marxisme, en vice versa. Ook hebben ze allen vergelijkbare redenen om zich tegen elkaar te verzetten.
Ondertussen kan de linkerpool een staatsvrije gemeenschap van ruilhandel en kleinschaligheid zijn; of een wereld van gelijkheid waarin mensen niet ondergeschikt worden gemaakt aan ras, geslacht en seksuele voorkeur; of een indringende welvaartsstaat; of een Rode Khmer-achtig heropvoedingsregime. De nazibeweging, de katholieke kerk, overgeërfde aristocratie, Ayn Rand-kapitalisten en bekrompen wapenfanaten staan allemaal aan dezelfde kant van het links-rechts spectrum. Net als hacktivisten, voedselbankmedewerkers, antiglobaliseringsactivisten, anarcho-primitivisten en voorstanders van een wereldregering. Het is lastig om met een minder samenhangende en overbodige manier van politiek denken op de proppen te komen.
Slogans
Als we een andere vertrouwde tegenstelling onderzoeken, tussen ‘gelijkheid’ en ‘vrijheid’, dan ontstaat er een ander stelsel van tegenspraken. Links houdt ‘gelijkheid’ omhoog als een fundamentele waarde. De middelen die links gebruikt om economische gelijkheid te bevorderen, stimuleren bijna altijd politieke ongelijkheid, omdat die middelen bestaan uit grotere staatsprogramma’s: meer bronnen en regels, dwang en controle in handen van ambtenaren of tussenpersonen, die bij welvaartsprogramma’s horen.
De welvaartsstaat dringt nu verder ons leven binnen dan een eeuw geleden en we beschikken nu over instituties zoals verplicht openbaar onderwijs. Dat is door links bereikt, met programma’s die ze nog proberen te vergroten, maar hebben ze ook tot meer gelijke gemeenschappen geleid? Integendeel, ze hebben steeds meer verstarde hiërarchieën tot gevolg gehad. Doorsnee links is een technocratische elite, met een cultus van wetenschap en een scherp oor voor slogans. Dit is allesbehalve een meritocratie. Het is een ingewortelde intergenerationele klassenhiërarchie.
Wat rechts ook moge zijn, het loopt vast in soortgelijke tegenspraak met zijn bejegening van het eigen heilige concept ‘vrijheid’, die moeilijk te rijmen valt met de protesten tegen het homohuwelijk of de legalisatie van marihuana, of met de ontelbare dimensies van de hedendaagse nachtwakersstaat.
Privékapitaal
Milton Friedman en Vlad Lenin, François Mitterrand en Margaret Thatcher, Ronald Reagan en Fidel Castro, Friedrich Hayek en Thomas Piketty, Paul Krugman en Augusto Pinochet: over bepaalde zaken zullen ze het allen oneens zijn geweest. Maar ze waren het erover eens, of beweerden dit te zijn, dat de staat een kracht is die historisch werd ingezet tegen privékapitaal. Het terugbrengen van de een was het vooruit brengen van de ander, en vice versa. Ze verschillen omgekeerd, en het evenwicht dat jij ertussen aanbeveelt vormt de manier waarop jouw politieke positie valt te karakteriseren.
Dit spectrum strekt zich uit van autoritarisme aan beiden zijden, tot aan autoritarisme daar tussenin. Het schept alles wat niet zo onbegrijpelijk is. Het vernauwt alle alternatieven voor varianten op hiërarchie, ongelijkheidsstructuren of volkomen onrechtvaardige toekenningen van macht en weelde. Er zijn alternatieven, en degene die ik zou willen aandragen is deze: we zouden politieke posities moeten herschikken naar de mate waarin ze hiërarchie suggereren te vergroten of ontmantelen. In plaats van links of rechts zou we kunnen denken over verticale of horizontale ordeningen van macht en welvaart.
Het is, denk ik, erg lastig de ideëenconstructies over inrichting van de maatschappij die wij “links” en “rechts” noemen te bekritiseren zoals C. doet.
Je kunt een pragmatische indeling aan houden, op basis van hoe beide stromingen zich in de politieke realiteit hebben genesteld. Problematisch is dan dat links en rechts op verschillende tijd en plaats verschillende dingen betekenen. In de VS betekent ‘liberal‘ bijvoorbeeld links, waar in West-Europa liberal altijd gereserveerd was voor wat rechtsere stromingen. Kun je dan nog wel eenduidige uitspraken doen die uitgaan boven een lokale tijdsgebonden betekenis van de links-rechts begrippen?
Als we aannamen dat het geheel aan linkse en rechtse stromingen zichzelf plaatsen op een (multidimensionaal) continuüm, dan kun je vele kanten op. Pin je links en rechts dichtbij elkaar, ergens in de huidige realiteit van het politieke midden, dan kun je inderdaad stellen dat ze op elkaar lijken. Staat (links) of kapitaal (rechts) gaan hand in hand. Maar de kennis die je uit zo’n uitspraak haalt, is uiteraard erg beperkt.
Punt is dat hoewel een essentialistische benadering veel ingewikkelder is dan een pragmatische, je misschien wel moet proberen de essenties van links en rechts te vatten, zodat je beide typen maatschappijvisies met meer zeggingskracht met elkaar kunt vergelijken. Natuurlijk kun je ook dan continuïteit verwachten, als verzameling lokale en tijdsgebonden compromissen, verdunningen of vervagingen van een dichotome set definities.
Zelf probeer ik hier links en rechts dus weer te geven in een set dichotome waarden en normen , economisch, politiek, juridisch, cultureel, psychologisch en welke dimensies je nog meer kunt of wilt toevoegen. Er zijn twee bronnen die je daar grofweg voor kunt aanspreken: 1. De Britse, Amerikaanse en Franse Revoluties en hun aanloop; 2. De verdere ideologische ontwikkeling van de begrippen die in die perioden voor het eerst zijn opgetekend.
Moreel staat rechts voor waarden als concurrentie, competitie, egocentrisme of exclusiviteit (als individu of als volkseenheid!), recht van de sterkste op een formeel gelijk speelveld (“rijk zijn is goed, jij hebt hetzelfde recht rijk te worden als ik”, maar ook “het winnende volk heeft altijd gelijk”), the winner takes all, reciprociteit op basis van gedeeld belang, enzovoort.
Economisch staat rechts voor liberaal-kapitalisme: privaat georganiseerde investeringen, privaat bezit, (on)gereguleerde marktdistributie, consumptie onder meer op basis van het veilingsprincipe (wie het meeste biedt of kan bieden, heeft de hele opbrengst)
Politiek staat rechts voor individuele rechten gebaseerd op een negatief vrijheidsbegrip (vrijheid van alle geweld en dwang), de staat als marktfaciliterend orgaan en ter bescherming private rechten. Juridisch hangt men meer naar Rule of Law gebaseerd op rechtspositivisme (wet=recht).
Links staat op moreel gebied voor delen, wederzijdse hulp op basis gezamenlijk leven, zorg, verlicht eigenbelang en altruïsme, produceren naar mogelijkheid, consumeren naar behoefte, enzovoort.
Economisch staat links dan voor socialisme: collectief eigendom naast individueel gebruiksrecht, sociale investeringsbeslissingen, productie onder zelfmanagement, distributie via ketens van samenwerking, consumptie gebaseerd op behoefte.
Politiek staat links, naast het negatieve vrijheidsbegrip, ook voor het positieve vrijheidsbegrip (de vrijheid om te ontwikkelen), voor een sociale perceptie op individuele vrijheid, voor (redelijk) gelijke uitkomsten en gelijke uitgangsposities, voor gezamenlijkheid in besluitvorming.
Juridisch zal links zich meer focussen op de “interactionele rechtsbron”, recht ontstaat uit gewoonten en gebruiken in de wijze waarop men met elkaar omgaat. Ook de natuurrechterlijke rechtsbron wordt vaker belangrijk geacht (aanname dat er universele rechten en waarden bestaan).
Uiteraard is deze dichotomie verre van uitputtend. Verder bestaan natuurlijk in de praktijk ook mengvormen binnen de politieke werkelijkheid (“de verzorgingsstaat” is bijv. zo’n compromis tussen links en rechts). Feit is wel dat de staat, als politieke uitdrukking van de volkssoevereiniteit (Franse revolutie), een *pragmatische* (Amerikaanse revolutie), maar ook ideologische rol (Britse revolutie) kan spelen.
Het feit dat de staat in samenhang met kapitalisme is opgekomen, maakt het imho niet rechts of links, gezien de diverse invloed van de verschillende revoluties op de betekenisvorming (de staat als “the operating arm of private property”, de staat als uitdrukking van de wil van de natie, de staat als administratief democratisch gereguleerd apparaat dat alle wensen uit de bevolking kanaliseert, de staat als autonoom onderdrukkingsapparaat, geregeerd door een staatsklasse, met eigen belangen en dynamiek). Afwijzing van de staat kun je dan ook bij zowel linkse als rechtse stromingen waarnemen, volgend uit compleet andere waarderingen binnen de bovenstaande dichotomie. Hetzelfde geldt voor omarming van de staat.
Het bestaan van de staat, de belangrijkste politieke construct van onze tijd vanaf de Britse revolutie, heeft een eigen dynamiek gekregen, die op zijn beurt weer tot nieuwe theorievorming heeft geleid. Omdat het de belangrijkste politieke entiteit is, zou uit oogpunt van de afzweerder van de staat een as moeten worden gekozen, die bovenop de links-rechts as staat. Dat levert vervolgens geen enkel maar een dubbel continuüm op, waarbij de maatschappijvisionaire ideeënruimte in vier kwadranten zou kunnen worden verdeeld. Je hebt dan een typologie links-libertair, links-autoritair, rechts-libertair en rechts-autoritair. (zie http://www.politicalcompass.org/)
Hoewel nog steeds een pragmatische indeling (op basis van een essentialistische aanpak), misschien de verbetering die C. bedoelt.