Een boek dat – zelfs bij toezending door de uitgeverij – al enige tijd uit was, dat al enige tijd naar me staarde vanaf de stapel nog te lezen boeken, en dat me uiteindelijk harder raakte dan ik had gedacht, dat is dit boek van Inge Neefs.
door Friso Wiersum
‘Ik kan de realiteit niet sarcastischer bedenken. Maar dit is het leven dat de mensen leiden / lijden. Bukra inshallah ahsan. Morgen zal het beter zijn, zo God het wil. Abdallah zegt het vaak. Die mantra wordt waarschijnlijk al decennia herhaald, maar smaken de dagen niet alsmaar bitterder?‘, luiden de zinnen op pagina 94. Het was met een vermoeid gemoed dat ik begon aan Gaza op mijn hoofd. Alweer een boek van een solidaire West-Europeaan die een tijdje in Palestina verbleef en dan geschokt verslag doet van de waanzin waarin Palestijnen in Gaza wonen. Dat is namelijk geen nieuws, helaas.
Zomin het nieuws is dat onze nationale media de apartheids-oorlogen van de zogenoemde Israeli Defence Forces (IDF) nogal eenzijdig verslaan. En zoals het eigenlijk ook geen nieuws is als er weer een nieuwe geweldsescalatie plaatsvindt. De steeds meer naar de rechtse lunatic fringe leunende Israëlische bevolking – zo stelt VN-redacteur Max van Weezel – neigt er in toenemende mate naar het adagium “My country, right or wrong, my country” eer aan te doen en dus minder oog te hebben voor de gevolgen van al dat geweld voor de Palestijnse bevolking, of nog veel erger, dat toe te juichen.
Wij hier in het Westen slaken een zucht, en gaan maar niet over tot de boycot van Israëlische producten die zo nodig is, en waar door een coalitie van Palestijnse en enkele Israëlische organisaties al sinds 2005 om wordt gevraagd. We tekenen natuurlijk wel een petitie hier of daar, hebben het er over met vrienden, en dan houdt het wel op.
Zijn we murw gebeukt? Wenden we ons hoofd af omdat dit conflict nu al zo lang duurt en we verdoofd zijn geraakt door het wegvallen van het zwart-wit beoordelingsschema van de deelnemende partijen? Trappen we meer dan we wensen in de val die Israëlische spindoctors voor ons uitzetten: dat die Palestijnen nu eenmaal een zooitje fundamentalistische bommengooiers zijn? Dat Hamas verantwoordelijk is? Kolder, en dat wordt hier nog eens duidelijk uitgelegd.
Ik herinner me mijn sombere gedachten toen ik, een paar jaar geleden, het fantastische boek Niet iedereen kan stenen gooien van de Nederlander Arjan al Fassed las. Hoe ingesleten waren de patronen in Palestina en Israël. Hoe weinig ruimte was er aan beide kanten om elkaar open te benaderen. Hoe groot de afkeer van politieke oplossingen. Hoe deden verschillende partijen – zo cynisch kan het zijn – hun voordeel met het voortduren van de bezetting, de apartheid, de misdaden tegen de menselijkheid. En wat schreef al Fassed eerlijk over zijn rol – en vooral over de beperkingen aan zijn rol – als buitenstaander.
Ook de Vlaamse journaliste Inge Neefs was een relatieve buitenstaander toen zij in 2010 in Gaza terecht kwam. Al woonde zij eerder al op de Westelijke Jordaanoever, al werd zij in 2010 als een van de opvarenden van het Freedom Flotilla al door het IDF gevangen gezet, al op de eerste bladzijden van haar relaas blijkt zij geschokt als het eeuwig aanwezige gezoem van de Israëlische drones een geraas wordt. Een geraas dat voor haar ogen uit de lucht naar beneden komt en dan geen storend – tot psychische klachten leidend – gezoem meer is, maar plots wordt wat het is: een dodelijk wapen.
Zo had Neefs ons een boek lang schokkende voorbeelden van het leven onder een bezetting kunnen voorschotelen, en wij zouden met haar geschokt zijn. Voor de duur van het boek, zeker, en waarschijnlijk ook langer, want je bloed kookt af en toe bij de beschrijvingen. Maar de echte kracht van dit boek zit ‘m in de beschrijving van de ervaringen van haar vertaalster, die zij ook in ego-vorm opschreef, en die ons een inkijkje gunnen in het dagelijks leven van de Gazanen. Anaah, zoals ze heet, heeft broertjes en zusjes en een vader en een moeder. Ze blogt en haalt familieverhalen op.
Het hoofdstuk ‘De Nakba leeft’ is daar het beste voorbeeld van. In korte heldere zinnen krijgt de lezer uitgelegd hoe een gewoon Palestijns gezin de gewelddadige geboorte van de staat Israël ondergaat; hoe mensen vluchteling werden in eigen land, hoe duizenden mensen de sleutels van hun huizen bewaarden, hoe honderden jaren van bebouwing werden platgewalst – als een soort van urbicide – hoe haar opa nu zwelgt in de romantisering van de jaren voorafgaande de Nakba. Net zoals in de verhalen van anderen geen zomer warmer was dan die van 1948, hoe in geen zomer druiven dikker en sappiger waren dan in die laatste. Maar “…de wereld die we kenden was weg”, zo besluit Anaah’s opa elk verhaal.
Op een aantal andere plekken in het boek neemt de woede van Neefs het soms over van de auteur. Heel begrijpelijk natuurlijk, maar het valt zo op omdat Neefs ook probeert de poëtische uitdrukkingen van de Arabische taal over te nemen. Dat uit zich in – voor mijn ogen vreemde constructies als – ‘bij wie ik verhalen blijf plukken van passionele veerkracht ondanks ongeneeslijke verwondingen.‘
Wie door dit soort formuleringen heen leest, krijgt met dit boek zo’n onthutsende inkijk achter de Palestijnse dagelijkse werkelijkheid dat politieke ontwikkelingen eigenlijk niet ter zake doen. Het leed van die anderhalf miljoen mensen op dat hele kleine stukje aarde zou vaker gewoon beschreven moeten worden, los van politieke bedoelingen. Wie dat leed namelijk bladzijde na bladzijde meemaakt, beseft vanzelf wel dat er ‘iets’ totaal niet klopt aan de politieke verhoudingen.
Ook intern niet. Uitgebreid doet Neefs verslag van de strijd tussen Hamas en Fatah, en van de verloren generaties die ertussen op groeiden. Haar sympathie ligt duidelijk bij de jongste generatie, die in navolging van de Arabische Lente in Tunesië en Egypte durfde te dromen van een Palestijnse lente. Het manifest wat die generatie publiceerde, zindert van woede: “Clearly we’re fucked. So fucked we don’t know whom to raise our fists to”, aldus één van de opstellers van het Gaza Youth Breaks Out manifest.
Maar ook de hoop op een toekomst die de Palestijnen zelf kunnen vormgeven, raakte verloren nog voor zij echt geboren was. Het is een verdrietig stemmende zekerheid. Een zekerheid waar ook Neefs in de laatste bladzijdes mee worstelt. ‘Ik voeg papier en woorden toe aan het best gedocumenteerde conflict ter wereld’ en ‘Ik heb geen sluitende antwoorden gevonden op mijn eigen bedenkingen, die me doen weifelen en twijfelen over het nut van een boek over Gaza.’
Daarmee is Gaza op mijn hoofd zeker niet overbodig. Sterker nog, ik raad iedereen die iets wil roepen over het conflict tussen Israël en Palestina aan om dit boek te lezen. Het geeft inzichten in de dagelijkse onwerkelijkheid van het leven, wonen, liefhebben, werken en studeren in Gaza die onze media niet vaak halen. Het geeft de mensen in Gaza hun gezichten terug. Zodat we aan het eind van het boek allen met Anaah hopen dat er een dag komt dat zij kan leven in vrijheid. Zodat zij en alle andere Gazanen zich ‘vrij kunnen bewegen in Palestina en daarbuiten.’