Hebzucht is een zege, schreef de filosoof Mandeville driehonderd jaar geleden. Diezelfde hebzucht keert zich echter nu tegen ons. Het is daarom tijd voor een nieuw paradigma.
door Hans Beerends
Je kunt geen krant of tijdschrift openslaan zonder te stuiten op de analyse van de Franse econoom Thomas Piketty over de toenemende kloof tussen arm en rijk. Wereldwijd bezit 10 procent van de wereldbevolking meer dan 80 procent van het wereldinkomen terwijl de armste 3 miljard mensen beschikt over slechts 3 procent. Volgens Piketty leidt deze tweedeling tot massale verpaupering, sociale instabiliteit, negatie van de milieu- en klimaatproblematiek en uiteindelijk tot totale destructie en het faillissement van het bestaande economische systeem.
Piketty heeft zijn betoog in de bestseller Kapitaal in de 21ste eeuw op een gedegen wijze wetenschappelijk onderbouwd maar de inhoud ervan is niet nieuw. Vele bestuurders en economen gingen hem voor. Nieuw is de overvloedige aandacht voor zijn analyse. Dit zegt iets over het onbehagen wat in brede kringen heerst over de toenemende kloof tussen rijk en arm. Piketty’s betoog kan onderdeel worden in het denken over het afbreken van het bestaande paradigma en het ontwikkelen van een nieuwe.
De noodzaak
Met het begrip paradigma wordt gedoeld op een samenhangend stelsel van denkmodellen en theorieën dat in een bepaald tijdperk algemeen aanvaard wordt of op zijn minst gedoogd. Zolang de maatschappelijke bovenlaag, alsmede de tussenlaag en onderlaag, zich meer of min kunnen vinden in dat tijdgebonden paradigma blijft dit bestaan. Vanaf het moment echter dat kritiek op het systeem aanzwelt en de voordelen voor velen sterk verminderen, ontstaat een nieuw paradigma. Na 1700 werd de acceptatie van hebzucht gezien als het nieuwe paradigma voor de 18e eeuw. Het is een paradigma waarin wij nog steeds leven en de vraag doet zich voor of we thans toe zijn aan een nieuwe.
In de middeleeuwen, ja tot ver in de vroegmoderne tijd, werd hebzucht verfoeid en bestreden. Voor de kerk behoorde hebzucht zelfs tot een van de zeven hoofdzonden (naast hebzucht onder anderen ook drankzucht en vraatzucht). Hebzucht als karaktertrek leidde, aldus de kerk en de algemene opinie, tot zonden als diefstal, oplichting, roof, jaloezie, het onthouden van rechtvaardig loon, afpersing en een obsessieve zucht naar steeds meer aardse goederen.
Binnen de bestaande standenmaatschappij hoorde men tevreden te zijn binnen de stand waarin men geboren was. Pogingen om ‘boven je stand te leven’ werden belachelijk gevonden. Natuurlijk werd er in die eeuwen ook gestolen, opgelicht en mensen uitgebuit, maar men was zich ervan bewust dat dit hebzuchtige gedrag eigenlijk niet deugde. Tijdens de overgang van feodalisme naar kapitalisme in de 16e en 17e eeuw werd het taboe op hebzuchtig gedrag steeds meer doorbroken door de opkomende klasse van kooplieden en fabrikanten.
De verandering in het denken begon in 1705 met een schijnbaar onschuldig verhaaltje over een korf met bijen. Dit verhaal bekend als ‘De fabel van de Bijen’ werd tussen 1705 en 1730 in diverse uitvoeringen geschreven door de in Rotterdam geboren maar in Londen wonende geneeskundige en filosoof Bernard Mandeville (1670-1733). De Fabel beschrijft een bijensamenleving waarin naar geld en goederen graaiende corrupte elitebijen de dienst uitmaken. De moraal: Hebzucht is geen ondeugd maar de motor van welvaart en vooruitgang.
Voor de gelovige moraalfilosoof Mandeville bleef hebzucht weliswaar een ondeugd maar tegelijkertijd een noodzakelijk kwaad. Het dilemma tussen moraal en economie loste hij op met zijn uitspraak: ‘Particuliere ondeugden leiden tot publieke welvaart’. Deze moraal leidde tot heftige discussie maar tegen het einde van de eeuw werden zijn ideeën in grote kringen aanvaard en na 1800 volgden vertalingen in het Italiaans, Spaans, Pools, Japans, Russisch, Chinees en Nederlands.
Adam Smith (1723–1790), die beschouwd wordt als de vader van de moderne economie, ging in zijn boek The Wealth of Nations verder in op deze ideeën. De bakker, de slager en de brouwer, zo is zijn bekende stelling, maken een goed product niet uit edelmoedigheid naar de klanten maar uit eigen belang. Smith legde er overigens in zijn minder bekende boek The theory of moral sentiments wel de nadruk op dat dit nastreven van eigenbelang positief is, ‘mits dit eigen belang geplaatst wordt in het kader van de verantwoordelijkheid voor allen’.
Het loslaten van de traditionele middeleeuwse deugden, passend in de 17e eeuwse filosofie van de ‘Verlichting’ leidde tot het einde van verstarde opgelegde normen en waarden tot een bevrijding van het individu, maar tegelijkertijd tot verwaarlozing van gemeenschappelijke belangen. De roep om individuele vrijheid gekoppeld aan de roep om (juridische) gelijkheid leidde tot maatschappelijke verschuivingen waarvan de belangrijkste de Franse revolutie van 1789.
De roep Vrijheid Gelijkheid Broederschap vertolkte zowel het liberale streven naar Vrijheid en het sociale (later socialistische) streven naar gelijkheid. Broederschap zou de uitkomst zijn van dit gezamenlijke streven. Helaas is het streven van Vrijheid en Gelijkheid uit elkaar gegroeid. Vrijheid heeft juridische persoonlijke vrijheid gebracht maar manifesteerde zich in toenemende mate als vrijheid van onderneming en als het dogma van de ‘vrije markt’. Tegelijkertijd werd het streven naar gelijkheid wereldwijd in de oppositie gedwongen.
Particuliere ondeugden
In eerste instantie leidde economische groei tot welvaart voor de geprivilegieerde bovenlaag, maar vanaf de 20e eeuw bereikte deze welvaart ook de economische onderlaag, met name in westerse landen. In 1800 bijvoorbeeld was van de wereldbevolking van één miljard 90 procent straatarm en leed regelmatig honger. Nu is dat op een wereldbevolking van zeven miljard 20 procent. Tegelijkertijd leidde het streven naar ongebreidelde economische groei vanaf begin 20e eeuw tot steeds meer problemen.
De razendsnelle economische groei in de jaren ’20, mede aangejaagd door speculatiedrift, eindigde in oktober 1929 in een wereldwijde economische crisis. Die crisis mondde uit in de grote depressie van de jaren ’30 en vormde mede de voedingsbodem voor het nazisme en het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Na de oorlog werd, ter voorkoming van een nieuwe ineenstorting in West Europa, gewerkt aan het ontwikkelen van de verzorgingsstaat. Dit systeem baseerde veel van haar ideeën op de visie van de econoom Keynes.
Dit sociale systeem, ook wel het Europesche verzorgingsstaatkapitalisme genoemd, in tegenstelling tot het Anglo-Amerikaanse aandeelhouderskapitalisme, voldeed tot de jaren ’80. Daarna ontstond, op advies van de econoom Milton Friedman, het zogeheten neoliberale economische model. Maximale economische groei, aldus Friedman, wordt bereikt als de overheid alle belemmerde factoren voor het bedrijfsleven weghaalt. Dat betekent het afbouwen van de verzorgingsstaat, de privatisering van Nutsbedrijven, meer macht voor de aandeelhouders en het verminderen van de invloed van kritische maatschappelijke bewegingen door het afbreken van subsidies.
Dit gehele neoliberale economische systeem eindigde, vergelijkbaar met de jaren ’20, in 2008 in een wereldwijde crisis. Banken moesten via miljardeninjecties gered worden. De crisis gaat onverminderd voort en wereldwijd vragen politici, financiers en economen zich af of het huidige systeem nog houdbaar is en wat er voor in de plaats moeten komen.
Kritiek op het primaat van de hebzucht
Vanaf het ontstaan van het nieuwe paradigma van hebzucht als drijfveer voor economische groei, was er ook kritiek op dit uitgangspunt. Hierboven memoreerde ik al de bedenkingen van Adam Smith. Daarnaast heeft de katholieke sociale leer zich altijd gekeerd tegen hebzucht als leidend beginsel, maar haar verzet was weinig geloofwaardig. In de 19e eeuw maande zij protesterende arbeiders tot gehoorzaamheid aan hun bazen en in de 20e eeuw zag zij de huns inziens godsdienst vijandige bewegingen als socialisme en communisme als een groter gevaar dan fascisme en kapitalisme.
Pas na de val van de Muur durft het Vaticaan zijn ideologische afkeer van het kapitalisme met meer kracht naar voren te brengen. Ook de Wereldraad van kerken heeft zich meerdere malen in die geest uitgesproken. Ook de eind 19e eeuw opgekomen communistische en sociaaldemocratische bewegingen verwierpen het principe van hebzucht als drijfveer en ijverden via een revolutionaire of evolutionaire weg naar een economisch systeem waarin gelijkheid centraal zou staan. Beide bewegingen faalden; het communisme omdat zij de vrijheid totaal ondergeschikt maakte aan het streven naar gelijkheid en de sociaaldemocratie omdat zij zich liet opslokken in een sociaal-neoliberaal compromis waarin hebzucht als drijfveer nog steeds een dominante rol speelt.
Meer principieel waren de ‘nieuwe sociale bewegingen’ die in de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw optraden. Deze vooral uit jongeren bestaande stromingen keerden zich tegen de leegheid van de carrière en consumptiemaatschappij en ijverden voor een reeks immateriële doelen als een schoon milieu, een gezond klimaat, de emancipatie van de vrouw, het stopzetten van de wapenwedloop en het steunen van de armen in de derde wereld. Veel, maar zeker niet alle, van de gestelde doelen zijn gehaald maar de beweging heeft het principe van hebzucht als drijfveer niet kunnen keren.
Kansen op een paradigmaverschuiving?
Hoewel ook de nieuwe generatie gevangen zit in het bestaande paradigma, zie je tegelijkertijd dat de weerzin bij veel jongeren, en in toenemende mate bij ouderen, toeneemt. Het inzicht dat een werkelijke oplossing voor het dreigende milieu- en klimaatprobleem, de toenemende inkomenskloof en de daarmee verband houdende sociale instabiliteit alleen mogelijk is door mondiale wet- en regelgeving, neemt toe. Een nieuw paradigma dient zich aan en zoals dat bij verschuivingen gaat, ook nu staan oude en nieuwe denkkaders tegenover elkaar.
Het traditionele dogma dat het streven naar meer gelijkheid ten koste zal gaan van economische welvaart wordt door steeds meer economen losgelaten. Ook op het jaarlijkse World Economic Forum in Davos wordt al jaren gesproken over het gevaar van sociale instabiliteit als gevolg van de groeiende kloof tussen rijk en arm. Tevens zie je wereldwijd dat armen, vaak samen met de middenklasse, protesteren tegen de huidige onrechtvaardige verdeling van inkomsten, vermogen en politieke invloed.
Na het uitkomen van het boek van Piketty eind 2013 in Frankrijk, beraden de rijken op een internationale bijeenkomst zich over hun positie en de haalbaarheid van het systeem. Ook het laatste rapport van de Nederlandse Wetenschappelijke Raad (WRR) waarschuwt voor de schadelijke gevolgen van ongelijkheid. Zoals eerder gezegd ontstaat een verschuiving in het denken en het ontstaan van een nieuw denkpatroon op het moment dat de voordelen van een bestaand systeem sterk afnemen.
Op dit ogenblik heeft zowel de onderste economische klasse als de middenklasse steeds minder baat bij het handhaven van het opjagen van economische groei en het blijven hanteren van hebzucht als noodzakelijke drijfveer. En ook de topklasse van 10 procent begint te twijfelen aan haar toekomst en aan de waarde van het bestaande systeem. Vanuit een verlicht eigen belang en voor een deel ook vanuit morele overwegingen is een deel van deze elite geneigd mee te denken over een nieuwe richting.
Staan we aan de vooravond van een nieuw paradigma? De kansen zijn er zeker. Alles zal uiteindelijk afhangen van de strijdbaarheid van allen die uit morele, politieke, pragmatische en realistische overwegingen de huidige kansen willen aangrijpen. De voedingsbodem voor het ontstaan van een nieuw effectief paradigma zijn overvloedig aanwezig, waar het nu op aankomt is het geven van handen en voeten aan een politieke strategie die dit proces kan versnellen.