De geheime dienst BVD zou de voormalige Provo-activist Roel van Duijn eind jaren ’60 niet hebben laten bespioneren. Daarvoor was hij niet staatsgevaarlijk genoeg, concludeert de CTIVD. Van Duijn spreekt van een “witwasoperatie van de AIVD en minister Plasterk.”
door Alex van Veen
Hij is met name bekend geworden door Provo, een beweging uit de jaren ’60 van de vorige eeuw die erop uit was het autoritaire conservatieve gezag met een knipoog te provoceren. “We wilden ze belachelijk maken en vervolgens op geweldloze wijze ten val brengen”, zei Roel van Duijn daar later over. In 1969 maakte hij onderdeel uit van de Kabouterbeweging van waaruit in Amsterdam een lokale partij ontstond die in 1970 vijf zetels haalde. De Kabouterpartij richtte zich op zaken als consumentisme en natuur.
In de nacht van 17 april 1970 werd hij ontvoerd, volgens eigen zeggen door extreem-rechtse lieden. Van Duijn was op dat moment lijsttrekker van Amsterdam Kabouterstad. Hij werd achtergelaten in een weiland net over de Belgische grens en kreeg een dreigbrief overhandigd. Hierin werd gesteld dat hij zijn politieke activiteiten moest staken, anders zou hij worden vermoord. In Amsterdam werden pamfletten verspreid waarin 10.000 gulden werd uitgeloofd voor zijn lijk.
Van Duijn deed vervolgens aangifte maar voelde zich niet serieus genomen, ondanks het feit dat hij de chauffeur van de auto waarin hij werd ontvoerd had herkend. Dit feit heeft hij persoonlijk verteld aan de toenmalige Amsterdamse burgemeester Samkalden. In 2005 bekende deze chauffeur in een tv-documentaire dat hij deel genomen had aan de ontvoering. Van Duijn deed opnieuw aangifte, ditmaal niet alleen wegens ontvoering en doodsbedreiging, maar ook van smaad, laster en apologie van terreur. Ook deze zaak werd door het Openbaar Ministerie geseponeerd.
Inzage BVD-dossier
Voor Roel van Duijn, die tot 2008 een politieke loopbaan bekleedde, was daarmee de maat vol. Hij maakte gebruik van het recht op inzage in zijn BVD-dossier. Het was algemeen bekend dat de BVD, de toenmalige geheime dienst, de Kabouterbeweging en extreem-rechtse clubs in de gaten hield. Om die reden concludeerde Van Duijn dat de BVD en de politie van de ontvoering af zouden hebben moeten geweten. “Ze hebben de daders in bescherming genomen. Dat is een misdrijf van overheidswege en dat mag niet verjaren. Ik eis nu dat de onderste steen boven komt”, zei hij daarover.
Na een langdurige juridische strijd kreeg hij in 2009 een deel van zijn BVD-dossier over de periode 1962-1982 in handen. Uit de rapporten blijkt dat Van Duijn al gevolgd werd sinds hij als middelbare scholier protesteerde tegen de atoombom. De ludieke acties die Van Duijn sinds de jaren ‘60 organiseerde werden tientallen jaren geobserveerd door geheim agenten. ‘Dit zet vraagtekens bij de manier waarop de Nederlandse geheime dienst prioriteiten stelt‘, aldus Van Duijn in de inleiding van zijn in 2009 gepubliceerde boek Diepvriesfiguur.
Documenten van na 1982 werden hem door de rechter niet toegekend, omdat verstrekking van ‘actuele’ gegevens de geheime dienst kan belemmeren in zijn werk. De stukken van de BVD rond zijn ontvoering kreeg Van Duijn niet in te zien. Uit de wel openbaar gemaakte documenten bleek onder meer dat er infiltranten actief zijn geweest in groeperingen waarvoor Van Duijn zich inzette. En de BVD stuurde belastende documenten over Van Duijn naar gezagsdragers, iets wat zijn positie als politicus aantastte.
Roel van Duijn eiste vervolgens via een bezwaarschrift het volledige dossier op dat de BVD over hem heeft verzameld. Minister Plasterk gaf vier jaar later opdracht aan de CTIVD (Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten) tot onderzoek naar het BVD-archief, met name aangaande de ingezette inlichtingenmiddelen. Van Duijn uitte destijds zijn bedenkingen over de beperkte wijze waarop Plasterk de opdracht had geformuleerd. Zo zou de ontvoering buiten beschouwing worden gelaten, alsmede het rondsturen van belastende documenten naar politici. “Dit wordt een fop-onderzoek”, zo omschreef Van Duijn het.
‘Geen bijzondere middelen’
Deze week maakte de dienst CTIVD, anderhalve jaar na de opdracht, haar bevindingen openbaar. De Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) zou in jaren ’60, ’70 en ’80 geen informatie over Roel van Duijn hebben verzameld door het gebruik van bijzondere inlichtingenmiddelen, zoals een telefoontap, observatie of de inzet van agenten. ‘De BVD gaf hoofdzakelijk een administratieve invulling aan de aandacht die deze voor Van Duijn en zijn bewegingen had‘, aldus de CTIVD.
Verder acht de CTIVD het ‘niet aannemelijk‘ dat Roel van Duijn stond vermeld op de definitieve interneringslijst van de zogenoemde operatie Diepvries, samengesteld door de groep IJzerman, maar wel op een conceptlijst. Aan de hand van deze interneringslijst kon de minister van Binnenlandse Zaken tijdens de Koude Oorlog op aangeven van de BVD personen bij een communistische inval laten vastzetten. De CTIVD concludeert verder dat de BVD, naar de maatstaven van die tijd, in de jaren ’60 en ’70 terecht aandacht had voor Van Duijn, Provo en de Kabouterbeweging.
De CTIVD heeft wel vastgesteld dat een deel van de informatie over Van Duijn in zijn persoonsdossier bij de BVD afkomstig is uit een aantal agentenoperaties van de BVD. ‘De agenten werden echter niet gericht op Van Duijn of zijn bewegingen ingezet. Het is zogenoemde bijvangst bij de inzet van agenten op andere personen en organisaties. Voor Provo heeft de Commissie één concreet geval van sturing van een BVD-agent vastgesteld. Met deze sturing werd echter niet beoogd informatie over Roel van Duijn te verkrijgen en dat is ook niet gebeurd.‘
Hoewel Plasterk daar geen opdracht toe had gegeven, heeft de CTIVD ook onderzoek gedaan naar de ontvoeringskwestie van Van Duijn. ‘De BVD was niet op de hoogte was van de plannen voor de ontvoering‘ en zou niet betrokken zijn geweest bij de uitvoering ervan. ‘Ook heeft de BVD de (vermeende) daders niet beschermd tegen vervolging.’ De CTIVD stelt verder vast dat Van Duijn op dit moment geen onderwerp van onderzoek van de AIVD is. Zijn persoonsdossier bevat een aanzienlijke hoeveelheid informatie tot aan 1989.
‘Witwasoperatie’
De inmiddels 71-jarige Roel van Duijn is niet verbaasd over de bevindingen van de CTIVD, die hij omschrijft als “een witwasoperatie van de AIVD en Plasterk. De CTIVD wast alle concrete aanwijzingen dat de BVD mij heeft geobserveerd, of mijn organisaties heeft geïnfiltreerd, weg.” Als voorbeeld van de “erbarmelijke kwaliteit” van het onderzoek noemt Van Duijn de bewering van de CTIVD dat hij niet om alle documenten betreffende de definitieve Diepvrieslijst zou hebben gevraagd. “Dat heb ik dus wel herhaaldelijk gedaan”, aldus Van Duijn.
Hij beklaagt zich erover dat de onderzoekers van de CTIVD worden betaald door de AIVD en dus niet onafhankelijk zijn. “Men heeft documenten terug gevonden waaruit blijkt dat ik niet op de Diepvrieslijst heb gestaan. Echter, het document dat dit zou moeten aantonen, weigert de AIVD mij te geven.” Voormalig BVD’er en historicus Dick Engelen heeft eerder beweerd dat er Provo’s op die interneringslijst voor kwamen. De definitieve Diepvrieslijst 1966-1967 is volgens de CTIVD onvindbaar.
Toch levert het toezichtsrapport in de ogen van Van Duijn ook enkele positieve resultaten op. Zo stelt de CTIVD vast dat de BVD na opheffing van de Kabouterbeweging ten onrechte door is gegaan met dossiervorming rond zijn persoon. “Dit betekent dat de BVD [op basis van de huidige wetgeving, red.] vanaf de zomer van 1971 tot aan het einde van de jaren ’80 onrechtmatig bezig is geweest”, zo laat hij weten. Daarnaast oordeelt de dienst dat de AIVD een flink aantal stukken, die jaren achtergehouden werden, ‘uit eigen beweging‘ aan Van Duijn had moeten verstrekken.
Inmiddels heeft de AIVD dat dan ook gedaan, maar drie belangrijke dossierstukken uit de jaren ’60 blijven geheim. De CTIVD benadrukt dat een stuk uit 1984, aangaande de rol van Van Duijn op een congres van De Groenen, alsnog boven water moet komen. Van Duijn concludeert dat het échte onderzoek naar de inhoud van de nu ongeveer 2000 geheime stukken over zijn persoon nog moet worden verricht. “Door onafhankelijke personen die niets wensen te verdoezelen, maar de onderste steen boven willen zien.”
De feiten achter de ontvoering van Roel van Duijn in 1970, alsmede de escapades van zijn toenmalige tegenstanders (zoals de BVD en extreem-rechts), zijn terug te vinden in mijn boek ‘Averechts’ (november 2014, uitgeverij Aspekt). Zie http://www.schaapschrijft.nl/averechts-het-verwarrende-leven-van-max-lewin/