De Nationale Postcode Loterij bestaat ruim 25 jaar. Ineke Holtwijk schreef hierover een boek met de toepasselijke titel De mannen van de droomfabriek. Een verhaal over een loterij waaraan de vier oprichters miljoenen en de goede doelen miljarden verdienden.
door Hans Beerends
De Nationale Postcode Loterij, de gedroomde geldmachine van Boudewijn Poelmann, was in eerste instantie vooral bedoeld om Poelmann’s geesteskind, het derde wereld persbureau IPS, aan de nodige financiën te helpen, zo onthult Holtwijk. Het begon allemaal begin jaren ’80 toen voorlichter Poelmann na tien jaar Novib het marketingbureau Novamedia oprichtte. Zijn bureau voerde opdrachten uit voor Novib, Kruisraketten Nee en ondersteunde IPS.
IPS kwam echter jaarlijks geld tekort en moest in leven gehouden worden door donaties en subsidies. Omdat Poelmann zich mateloos ergerde aan het gebedel om geld en aan de bemoeizucht van subsidiegevers, fantaseerde hij over een subsidiepot die hij naar eigen inzicht kon beheren. Na jaren brainstormen, netwerken, lobbyen en organiseren werd dat de Nationale Postcode Loterij.
‘Retecommercieel’
Poelmann en zijn kompaan ex-Novib collega Herman de Jong ontwikkelden tal van plannen, maar het idee kreeg pas handen en voeten toen zij in contact kwamen met de gewiekste zakenman en marketeer Frank Leeman. ‘Het is een fantastisch goed idee man’, riep Leeman direct, ‘ik doe mee, dit wordt een miljoenenzaak.’
Leeman, die van zichzelf zei dat hij ‘retecommercieel was en geen enkele affiniteit had met dat charitatieve wereldje’, werd de drijvende commerciële kracht. Poelmann bood het idealistische tegenwicht en De Jong was de rustige organisator op de achtergrond. Poelmann bewonderde de uitbundige, creatieve, anti-autoritaire, hondsbrutale en onstuitbare daadkracht van Leeman, maar als gezicht naar buiten vond hij hem terecht ongeschikt. Dat gezicht werd de destijds 72-jarige ex-priester, peetvader van de derde wereldbeweging, oprichter en jarenlang bestuurslid van Novib, Simon Jelsma.
Uitvoerig beschrijft Holtwijk de perikelen rond het verkrijgen van een loterijvergunning. Het idee achter de loterij was om IPS te financieren, maar daarvoor alleen krijg je nog geen vergunning van de overheid. Er moesten dus goede doelen bij gezocht worden, het liefst grote organisaties. Dat viel echter tegen. Toenmalig Novib-directeur Max van den Berg vond het idee maar niks, gokken aanmoedigen en geld verdienen aan een loterij zou bewustwording van het armoedeprobleem ondermijnen.
Daarin was hij beslist niet de enige. Vele derde wereld- en milieuactivisten achtten het stimuleren van kooplust en consumentisme via een loterij een bedenkelijke zaak. Toenmalig Greenpeace-directeur Ron van Huizen reageerde zelfs nors en gepikeerd: ‘Wat denken jullie wel, dat wij onze goede naam gaan verbinden aan een loterij?’ Ook het Wereldnatuurfonds reageerde afwijzend.
Noodgedwongen werden kleinere organisaties benaderd. Vluchtelingenwerk wilde graag en na heel veel trekken wilde Natuurmonumenten ook wel meedoen en na nog veel meer trek- en duwwerk ging ook Novib uiteindelijk onder strikte voorwaarden overstag. Natuurmonumenten, Novib en Vluchtelingwerk werden de drie vaste ontvangers van de verwachte loterijopbrengsten. Op basis daarvan werd een voorlopige vergunning verstrekt.
Joop van den Ende
De eerste loterijcampagne was de Kinderkerstloop van Vluchtelingenwerk in december 1989. Ondanks het feit dat Simon Jelsma de kinderen aanmoedigde met zijn uitspraak dat ‘het Jezuskindje ook een vluchteling is geweest’, mislukte deze actie volkomen. Iedereen in zak en as, maar wonder boven wonder werden ze gered door Joop van den Ende die de loterij koppelde aan een door hem ontworpen tv-quiz. Het werd een win-win overeenkomst.
Vanaf dat moment schoot het aantal deelnemers omhoog, en daaraan gekoppeld het bedrag dat uitgekeerd werd aan goede doelen. Novib, Natuurmonumenten en Vluchtelingenwerk waren lyrisch. Een vierde vaste ontvanger van het loterijgeld werd de door Poelmann opgerichte stichting DOEN. Daarmee kon Poelmann, zonder inbreng van anderen, subsidies verstrekken aan een reeks kleinere organisaties.
Alles ging goed en er werd zelfs samengewerkt met ideële doelen van het koninklijk huis, maar de onstuitbare Poelmann liep weer met nieuwe plannen rond. Stichting DOEN, waar hij de scepter zwaaide, wilde 6 miljoen gulden steken in de overname van het Amerikaanse persbureau UPI. Doel was een fusie tussen IPS en UPI te bewerkstelligen waaruit een giga-persbureau zou ontstaan dat specifiek aandacht zou besteden aan milieu, duurzaamheid en de derde wereld.
Uiteindelijk mislukte deze fusie maar nadat de media op dit bericht waren gedoken, ontdekten zij tevens dat DOEN al een jaar lang een aandeel had in de omstreden Krant op Zondag van de rebelse journalist Pieter Storms. De Postcode Loterij kwam in 1992 op de pijntafel terecht en al snel volgde het ene ‘schandaal’ na het andere. Journalisten ontdekten allerlei financiële constructies tussen DOEN, IPS, Novamedia en de loterij. Poelmann bleek de belangrijkste man in alle vier de organisaties.
De vier initiatiefnemers bleken verder zelf, via een onderling afgesproken percentageregel van 4.5 procent, miljoenen te verdienen. Dit percentage was destijds afgesproken op basis van een te verwachte redelijke loterijopbrengst. Het gigantische succes van de loterij had de initiatiefnemers volkomen overrompeld. Terugstorten van het miljoenenbedrag deden ze echter niet.
‘Linkse honden’
De kranten spraken schande over deze vorm van zelfverrijking. De NRC schreef in een hoofdredactioneel commentaar dat Nederland zich met de Postcode Loterij ‘collectief beet had laten nemen door de Bill Super en Hiep Hieper van de liefdadigheid’. De Telegraaf sprak over ‘linkse honden die rijk zijn geworden’. Frank Leeman schreeuwde terug dat hij ‘helemaal niet links’ was maar als de man van de vele dure auto’s en zeilboten werd hij tot aan zijn huisdeur achtervolgd door fotografen. Zelfs ex-pater Simon Jelsma, het liefdadige gezicht van de loterij, moest het ontgelden.
Er volgden Kamervragen en het kabinet overwoog de vergunning voor de Postcode Loterij in te trekken, maar uiteindelijk besloot zij tot het laten uitvoeren van een onafhankelijk onderzoek. Vanuit de derde wereld- en de milieubeweging kwam deze keer overigens weinig kritiek op het vele geld dat de vier oprichters persoonlijk vergaarden. De grotere organisaties, maar ook tal van kleinere actiegroepen, zouden de subsidies van de loterij niet meer kunnen missen.
Walter Etty, voorheen PvdA-wethouder in Amsterdam, werd gevraagd het geheel te onderzoeken, bekostigd door een subsidie van de loterij. Een half jaar later openbaarde hij in 1993 zijn bevindingen in de vorm van een gematigd kritisch rapport. Het aantal vaste subsidieontvangers, de zogeheten benificiënten, moest worden uitgebreid. Verder diende het winstpercentage voor de initiatiefnemers drastisch te worden verlaagd en de bestuursconstructie te worden gewijzigd.
Het viel uiteindelijk allemaal dus wel mee. Zowel de vier oprichters als de subsidieontvangers, alsmede het altijd loyale personeel van de loterij, reageerden opgelucht. Het schandaal ging als een nachtkaars uit, het aantal deelnemers groeide, het bedrag van subsidies groeide mee en de loterij werd een vast bestanddeel van de Nederlands cultuur.
Opgetogen mensen in winnende straten, Henny Huisman als geldbezorger en verder tal van Bekende Nederlanders die geld verdienend en verdelend derde wereld projecten aanprijsden op de buis. Met vlotte pen heeft Ineke Holtwijk het doolhof van belangen, emoties, dubbele agenda’s en dubbele petten weten om te zetten in een karakteristiek Nederlands koopman/dominee verhaal.
Macht
Gek genoeg was Boudewijn Poelmann niet te spreken over het boek. Holtwijk zou zijn positieve acties hebben onderbelicht en de aan hem toegeschreven fouten overbelicht. Poelmann was echter niet in staat, en ook niet van plan, de publicatie tegen te houden. Waarom hij zo negatief reageert, blijft een raadsel want zo slecht komt hij er zeker niet vanaf.
Integendeel, hij komt in het boek over als een man die zeer begaan is met duurzaamheid en het armoedeprobleem, en als de eeuwig onstuitbare bedenker van nieuwe ideeën. Een man die zonder meer van zijn rijkdom geniet, maar voor wie het uiteindelijk vooral gaat om macht. De macht om zelf te kunnen beslissen welke goede doelen, NGO’s en actiegroepen subsidie krijgen en om niet afhankelijk te hoeven zijn van de door hem zo verfoeide bobo’s in dienst van de overheid of gesettelde instituten.
Ook Simon Jelsma liet zich de neergedaalde rijkdom aanleunen, maar via zijn BV Plein 2000 steunde hij tevens andere goede doelen die niet voor de Postcode Loterij in aanmerking kwamen. Zes weken voor zijn dood in 2011 vertelde hij aan vrienden dat hij startende loterijen in andere landen financieel zou gaan bijstaan. Of zijn zoon als enige erfgenaam dit voornemen zal uitvoeren, is zeer de vraag. Hij is voor een onbekend bedrag uitgekocht.
Poelmann ondersteunt vergelijkbare loterij-initiatieven in het buitenland. Daarnaast redde hij onlangs de failliete boekhandel Scheltema in Amsterdam. Na de dood van Jelsma en het terugtrekken van De Jong en Leeman staat Poelmann er nu alleen voor. De inmiddels 65-jarige man is nog lang niet van plan ermee op te houden.
Het totale bedrag wat tussen 1990 en 2014 werd uitgereikt door de Postcode Loterij aan 148 grote en kleine NGO’s op het gebied van duurzaamheid en derde wereld, bedraagt 4.5 miljard euro. Gezien de toenemende bezuinigingen door de overheid zullen vele derde wereld- en milieuorganisaties noodzakelijkerwijze een beroep blijven doen op het fonds. Laten we het maar beschouwen als duurzaamheidssubsidie via een aanvullend en alternatief belastingstelsel.
Opvallend dat Hans, wonend om de hoek, niet de vele kapitale panden aan het Vondelpark intussen in het bezit van ook die nare Loterij noemt ?
Het lijkt erop dat de halve van Eeghenlaan van de Postcode loterij is, gekocht dan wel gehuurd!
Daarbij tonen ze hoe milieuvriendelijk ze zijn, de tuinen, grenzend aan dat V’park, zijn betegeld en veranderd in parkeerplaaten.
(wie begrijpt het nog als ook Milieudefensie daarvan afhankelijk is geworden!)