Neonicotinoïden, gifstoffen die dodelijk zijn voor insecten en vogels, komen in vrijwel alle sloten in Vlaanderen voor. Dat blijkt uit een vorig jaar uitgevoerde meting door de Vlaamse Milieumaatschappij.
In 2014 heeft de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) voor het eerst metingen uitgevoerd op 92 locaties in Vlaanderen om een algemeen beeld te krijgen van de aanwezigheid van neonicotinoïden in de sloten. Het oppervlaktewater werd specifiek onderzocht op aanwezigheid van imidacloprid, thiamethoxam en clothianidine, gifstoffen die onderdeel uitmaken van gewasbeschermingsmiddelen en biociden die in de landbouw veelvuldig worden toegepast voor de bestrijding van insecten.
De eerste meetresultaten zijn uiterst verontrustend. Maar liefst 90 procent van de meetlocaties bevat imidacloprid, 44 procent thiamethoxam en 26 procent clothianidine. Het VMM heeft de cijfers getoetst aan de PNEC (Predicted No Effect Concentration), het cijfer dat niet mag worden overschreden omdat dan het ecosysteem serieus gevaar loopt. Toetsing toont aan dat imidacloprid op alle meetplaatsen met 8 nanogram per liter de gemiddelde PNEC-waarde overschrijdt.
Gemiddelde concentraties van meer dan 100 nanogram imidacloprid per liter werden vastgesteld in de Zouw (grens Wallonië met gemeante Riemst), de Maanhoevebeek (Sint-Katelijne Waver), de Rellenstroom (Evergem), de Pijnbeek (Bekkenvoort) en de Kleine AA (Wuustwezel). Voor thiamethoxam werden 5 procent overschrijdingen van de PNEC-waarde vastgesteld (140 ng/L). De hoogste gemiddelde concentratie hiervan (900 ng/L) werd gemeten in de Zouw ter hoogte van de Waalse grens.
Neonicotinoïden zijn insecticiden die sinds de jaren ’90 in gebruik zijn. Ze werken in op het centrale zenuwstelsel van insecten. Ze blokkeren de overdracht van zenuwimpulsen, waardoor de insecten stoppen met eten, verlamd raken en uiteindelijk sterven door verhongering, uitdroging of doordat ze ten prooi vallen aan andere dieren. De beruchte bijensterfte lijkt voor een belangrijk deel hiervan het gevolg te zijn.
In Vlaanderen en Nederland worden neonicotinoïden veelvuldig toegepast in de bollenteelt, akkerbouwgewassen, kassen en in de (fruit)boomteelt. Een belangrijke toepassing is de behandeling van zaaizaad: vóór het planten krijgen zaden een coating van een neonicotinoïde. Het insecticide verspreidt zich vervolgens door de groeiende plant zodat die giftig wordt voor alle insecten die ervan eten. Tevens komen de gifstoffen via het grondwater in de sloten terecht.
Naast het feit dat insecten ervan dood gaan, vormen neonicotinoïden een gevaar voor vogels. Uit recent onderzoek is gebleken dat wanneer de hoeveelheid imidacloprid in het oppervlaktewater boven de 20 nanogram per liter komt, vogels in aantal afnemen. Dat is voornamelijk het gevolg van het eten van vergiftigde insecten, maar ook omdat er door insectensterfte minder voedsel voorhanden is. Een te hoge waarde van imidacloprid in het oppervlaktewater komt ook op veel plekken in Nederland voor.
Momenteel zijn er geen Europese normen voor neonicotinoïden vastgesteld. April 2013 besloot de EU over te gaan tot een tijdelijk verbod voor een klein aantal toepassingen van imidacloprid, clothianidine en thiamethoxam. Denk hierbij aan gebruik bij zaadbehandeling in maïs en koolzaad en enkele vormen van gewasbehandeling in fruitteelt, bollenteelt en boomteelt. Het gaat om gewassen die aantrekkelijk zijn voor bijen. Uit onderzoek van het Centrum voor Landbouw en Milieu blijkt dat door het beperkte verbod van de EU 85 procent toepassingen van neonicotinoïden in Nederland buiten schot blijft.