Nadat de communist in 1956 voor de CPN geïnstalleerd werd als lid van de Tweede Kamer liep de zaal leeg. Maar Marcus Bakker ontwikkelde zich gaandeweg tot een begrip, een man die tevens op termijn de begane misdaden door de Sovjet-Unie benoemde.
door Hans Beerends
De biografie Nooit op de knieën over CPN-voorman Marcus Bakker, geschreven door zijn partijgenoot en historicus Leo Molenaar, is het verhaal van een ‘gelovige’ die voortdurend bezig was de partij te zuiveren van ingeslopen ‘ketters’, maar ook van een man die in de herfst van zijn leven durfde te erkennen dat de communistische praktijk in de Sovjet-Unie had geleid tot massamoord. Naast persoonlijke gesprekken met Bakker in 2004 baseert Molenaar de biografie op uitspraken van familieleden en tijdgenoten, alsmede archiefstukken.
Nadat de in Zaandam geboren Bakker zich op 20-jarige leeftijd in 1943 aansloot bij de ondergrondse Communistische Partij Nederland (CPN) stond de belezen en uiterst intelligente student nog open voor visies van niet-communistische schrijvers en filosofen die zich keerden tegen het fascisme. Hem werd echter vanuit het partijkader snel duidelijk gemaakt dat dit niet kon. Voor communisten was niets zo moeilijk als het accepteren van niet-communistische linkse partijen, groeperingen en personen. Vanuit hun gesloten ideologische denkkader konden dit alleen maar stiekeme handlangers van het imperialisme zijn.
Gebukt onder partijgezag
Bakker schreef in 1944 een artikel voor De Waarheid waarin hij met instemming een uitspraak van de linkse historicus Jan Romein aanhaalde. Redactielid Rie Kogenhop-Huig vond dat bezwaarlijk en op de vraag van de verbaasde Bakker over het waarom antwoordde zij ‘dat er iets mis was met die Romein’. Wat er nou precies mis was, werd niet direct duidelijk maar, zo geeft Bakker zelf later toe, ‘vanaf dat moment was Romein voor mij een besmette naam’.
Na deze eerste buiging voor het partijgezag zouden er nog vele volgen. Molenaar beschrijft tot in de details de vele meningsverschillen binnen de CPN en de daaropvolgende royementen. Voor het middenkader en zeker voor leden van het dagelijks bestuur van de partij was het elke keer weer een kunst om bij een conflict op tijd de juiste lijn te kiezen. Paul de Groot, de ideologische leider van de partij, wist keer op keer te overleven door zijn tegenstanders aan te duiden als mensen die op slinkse wijze de partij waren binnengedrongen om deze te ondermijnen. Marcus Bakker, die De Groot zag als zijn politieke vader, volgde hem blindelings.
Marcus Bakker werd in 1953 aangesteld als hoofdredacteur van De Waarheid en drie jaar later verkozen tot Tweede Kamerlid voor de CPN. Dieptepunt en tevens kantelpunt in de almacht van De Groot en Bakker waren de conflicten die ontstonden ná 1956: de misdaden van Stalin, de inval in Hongarije en de wederzijdse verkettering binnen de CPN.
Februari 1956 onthulde Chroesjtsov de misdaden van de drie jaar daarvoor gestorven en tijdens zijn leven vergoddelijkte leider Stalin. In eerste instantie schreven De Groot en Bakker dit verhaal toe aan de CIA. Een maand later bezocht Bakker een congres van de Engelse communistische partij waar hij op geestige wijze de draak stak met de ‘CIA-onthullingen’ over Stalin. Tot zijn verbijstering hoorde hij echter van de Engelse en van de Franse communistische voorlieden dat deze onthullingen op waarheid berustten. Voor Bakker en het gehele partijbestuur was dit een schok.
De schok werd nog groter nadat bekend werd dat volgens Chroesjtsov de misdaden van Stalin mede mogelijk waren gemaakt door de bewieroking van deze man door alle communistische partijen wereldwijd, dus ook door de CPN. Mooi beschrijft Molenaar hoe De Groot en Bakker zich in allerlei bochten moesten wringen om het gezag van de partij en het partijbestuur overeind te houden. Toch konden zij niet verhinderen dat een deel van het middenkader ook het stalinisme binnen de eigen partij bekritiseerde.
Volk bestormt kantoor CPN
De interne partijstrijd die over de misdaden onder Stalin ontbrandde, werd doorkruist door de inval van Rusland in Hongarije in november van 1956. De CPN werd bedreigd, haar hoofdkantoor aan de Amsterdamse Keizersgracht (Felix Meritis) door verontwaardigde burgers bestormd en de huizen van bekende communisten belaagd.
De gelederen sloten zich, maar niet voor lang. De discussie over de consequenties van de onthullingen staken weer de kop op, oude rekeningen moesten vereffend worden en nieuwe problemen leidden wederom tot conflicten, wederzijdse verdachtmakingen en royementen. Uiteindelijk resulteerde dit in een splitsing van de Tweede Kamer fractie van de CPN en tot een permanente onderlinge haat tussen mensen die lange tijd samen gestreden hadden voor een rechtvaardige samenleving. Bakker en De Groot overleefden alle stormen.
Uitgebreid gaat Molenaar in op een kwestie die in de reeks conflicten een belangrijke rol heeft gespeeld, namelijk de positie van de EVC (Eenheids Vakcentrale), de communistische vakbond die na 1945 werd opgericht. Moest de EVC worden opgeheven en communisten worden aangespoord om lid van het sociaaldemocratische NVV te worden, of was het strategisch verstandiger om de EVC een eigen voorhoederol te laten spelen?
Het is tekenend voor het toenmalige klimaat binnen de partij dat een dergelijk strategische kwestie kennelijk alleen maar uitgevochten kon worden door elkaar voor spion of agent van de CIA uit te maken. Dat dit paranoïde en wantrouwige gedrag mede veroorzaakt werd door het isolement waarin de CPN zich bevond en manipulaties van de toenmalige geheime dienst BVD, toont Molenaar duidelijk aan.
Alle politieke partijen, met de PvdA en de aan haar gelieerde vakbond NVV voorop, keerden zich dag in dag uit met een ongekende felheid tegen de CPN. Ook de BVD had informanten geworven binnen de partij en door het publiceren van, niet van echt te onderscheiden rondzendbrieven van ‘verontruste partijleden’ wakkerde de geheime dienst de ruzies binnen de CPN aan.
Rustiger vaarwater
Ook de resterende drie jaar van de jaren ’50 bleef het onrustig in de partij, maar in de jaren ’60 kwam de CPN, en daarmee Marcus Bakker, in rustiger vaarwater terecht. In de Tweede Kamer werd hij geleidelijk steeds meer gewaardeerd om zijn inhoudelijke en goed beargumenteerde stellingnamen en niet in de laatste plaats vanwege zijn welbespraaktheid en geestige opmerkingen. Daar kwam in 1968 nog zijn afkeuring bij van de Sovjet-inval in Tsjecho-Slowakije.
Door deze afkeuring, gevoegd bij de steun van de partij aan de Maagdenhuisbezetting in datzelfde jaar, werd de CPN aantrekkelijk voor veel jonge activisten uit de jaren ’60 en ’70. Dit tot genoegen van Bakker, maar tot ongenoegen van Paul de Groot. Volgens de laatste werd de partij gekaapt door feministen en welzijnswerkers die zich weinig aantrokken van aanwijzingen van de partijleiding.
Het broeiende ongenoegen kwam tot uitbarsting toen de CPN bij de verkiezingen in 1977 dramatisch verloor. De Groot riep het ‘gestaalde kader’ op de koers drastisch te wijzigen en een aantal falende voorlieden te verwijderen, waaronder Bakker. Deze keer had De Groot echter zijn hand overspeelt. Al zijn functies, inclusief zijn ere-voorzitterschap, werden hem ontnomen en Bakker c.s. kon het werk voorzetten.
Met de partij ging het verder bergaf. Feministen en andere activistische jongeren lieten de CPN verder links liggen, het gestaalde kader vergrijsde, overleed of trok zich teleurgesteld terug. Zo lang als mogelijk bleef Bakker vasthouden aan zijn communistisch ideaal, maar hij kon de kwalijke gebeurtenissen van 1956, 1968, de opstand van de arbeiders in Polen in de jaren ’80 en de uiteindelijke opstand van alle volkeren in Oost-Europa na 1989 niet langer negeren.
Genadeklap
Het ‘geloof’ van Marcus Bakker kreeg de genadeklap nadat Gorbatsjov in 1990 onthulde dat de massamoord op 22.000 Poolse officieren in Katijn, iets wat al die jaren door de CPN werd toegeschreven aan de Nazi’s, toch uitgevoerd was door Stalin. Bij de overgang in 1991 naar GroenLinks verklaarde Bakker dat er helaas misdaden begaan waren uit naam van het communisme, maar dat er thans nieuwe vormen gezocht moesten worden om de strijd voor een rechtvaardige wereld voort te kunnen zetten.
De rest van zijn leven bekleedde hij tal van bestuursfuncties in maatschappelijke organisaties, correspondeerde met progressieve christenen, pacifisten, ex-communisten, politieke vrienden en vroegere politieke vijanden. Alle mensen die hij ooit verguisd en verketterd had, werden door hem benaderd en oude veten werden beslecht. Zo genadeloos als hij was zodra het ging om de partij, zo hartelijk kon hij volgens Molenaar zijn in de omvang met vrienden, familie, collega’s en zomaar mensen die hij op straat tegen kwam.
Gedurende zijn pensioenjaren kon hij dit deel van zijn karakter waar maken. Marcus Bakker stierf in december 2009 op 86-jarige leeftijd.
titel Nooit op de knieën; Marcus Bakker (1923-2009): communist en parlementariër
auteur Leo Molenaar
uitgave Paperback, 440 pagina’s
uitgeverij Balans
isbn 9789460038556
prijs 22,50 euro