Wandelen wordt door Frédéric Gros beschreven als een filosofische daad en als een spirituele ervaring. Eeuwigheid, eenzaamheid, stilte, traagheid, vrijheid.
door Floris van den Berg
In de Alpen van Zwitserland las ik, gezeten voor een door mijn zoons hoog opgestookte haard, het boek Wandelen, een filosofische gids. Overdag wandelen in de bergen, in de avond lezen en relaxen voor het haardvuur. ‘In de eerste plaats biedt wandelen, al is het maar een eenvoudig ommetje, de vrijheid van de time-out: de last van de zorgen van je afwerpen, een tijdlang je bezigheden vergeten’, schrijft de Franse filosoof en Foucault-kenner Frédéric Gros in zijn bestseller.
Filosofie is het zoeken naar waarheid en het zoeken naar het goede leven. Veel jonge mensen gaan filosofie studeren om antwoorden te vinden op de grote levensvragen, om vervolgens gedesillusioneerd te raken door de dorre, specialistische, abstracte academische studie. Het is buitengewoon verfrissend om weer eens een helder boek te lezen over waar het in het leven om gaat. En wandelen is van groter belang dan menigeen denkt. Wandelen maakt, volgens Gros, deel uit van het goede leven. Het schept ruimte om rustig na te denken, maar het is ook oprecht leven. Wandelen, vooral in de natuur, doet een mens goed. Bovendien is het gezond voor lichaam en geest.
Wandelende filosofen
Het goede leven behelst wandelen, veel en regelmatig, alleen of met vrienden. Frederic Gros filosofeert erover en geeft er daardoor een extra dimensie aan. Hij doet dat door te putten uit zijn eigen ervaring en door een aantal wandelende denkers uit het verleden te bespreken: Nietzsche, Rousseau, Rimbaud, Thoreau, De Nerval, Kant en Gandhi. ‘De vrijheid tijdens het wandelen is dat je niemand bent, omdat het lichaam dat wandelt geen geschiedenis bezit, alleen een oeroude levensstroom.’
Volgens Gros heeft bij Nietzsche het wandelen het primaat boven schrijven. ‘Wandelend denken, denkend wandelen, terwijl het schrijven niet meer tijd mag innemen dan een kleine pauze, zoals het lichaam tijdens het wandelen even rust neemt om de grote ruimte in ogenschouw te nemen.’ Gros bekritiseert hiermee academische filosofen die teveel zitten en te weinig wandelen.
‘De boeken van schrijvers die gevangen zitten tussen muren, op hun stoelen zitten als waren ze erop geënt, zijn onverteerbaar en log’, schrijft Gros. ‘Ze vinden hun ontstaan in de compilatie van andere boeken op tafel. Het zijn net ganzen: met citaten vetgemest, met verwijzingen volgepropt, met noten log gemaakt. Ze zijn lijvig, zwaarwichtig en worden langzaam, verveeld en met moeite gelezen. Ze bestaan uit andere boeken, omdat ze zinnen vergelijken met andere zinnen, herhalen wat andere boeken al hebben gezegd over wat nog weer andere wel verteld zouden hebben.’
Behalve academische filosofen bekritiseert Gros ook de commercialisering van het wandelen. Wandelen heet dan opeens trekking waar je dure uitrusting voor nodig hebt zoals broeken met teveel zakken. In Nederland zie ik ze ook vaak, de wandelaars die met categorie ‘B’ bergschoenen over de vlakke, hobbelvrije paden wandelen. Maar dat is altijd nog beter dan al die vormen van vrijetijdsbesteding die de rust verstoren, waar nog duurdere uitrusting voor nodig is (mountainbiken) en groot blessuregevaar (voetbal en hardlopen).
Wandelervaringen
De wandelfilosofie van Gros volgt grotendeels de natuurfilosofie van H.D. Thoreau die streeft naar een eenvoudig maar oprecht leven in de natuur. Het mooist vind ik de passages in zijn boek die gaan over zijn eigen wandelervaringen: ‘Wandelen is ervaren dat er werkelijkheden bestaan die in alle nederigheid standhouden zonder herrie te maken – de boom die midden tussen de rotsen is opgeschoten, de vogel die waakzaam is, het beekje dat zijn loop vindt – zonder iets te verwachten.’
‘Wandelen’, zo vervolgt Gros zijn betoog, ‘brengt rumoer en gejeremieer opeens tot zwijgen, maakt een einde aan het voortdurende innerlijk geklets, waarmee je onophoudelijk anderen becommentarieert en jezelf evalueert, waarmee je herordent en interpreteert. Het brengt de eindeloze monoloog tot zwijgen waarin scherpe rancune gevoelens, onzinnige voldoeninkjes of makkelijke wraakoefeningen beurtelings opborrelen.’ (p. 96)
Gros legt ook het sociale aspect van wandelen uit. ‘Door te wandelen kom je in contact met de mensen in hun dagelijkse leven. Je komt langs de velden waar ze werken, langs hun huis. Je staat stil en je praat. Het wandelritme bevordert het begrip, het gevoel elkaars naaste te zijn.’ Ik herken het, al wandelend maak ik sneller een praatje met mensen dan met de auto, of met de fiets. Zelf merk ik dat je een landschap en de omgeving het best tot je door laat dringen al wandelend.
Dan moet je natuurlijk geen oortjes in hebben of naar een scherm staren om je daarmee alsnog in een autistische virtuele wereld op te sluiten, bijna immuun voor indrukken van buitenaf. Sinds ik mijn smartphone weer gewoon en alleen als telefoon gebruik, ben ik niet meer zo’n zombie die de sociale media afstruint tijdens het wandelen. Na een periode van afkickverschijnselen, inclusief het voelen trillen van de telefoon in mijn zak (terwijl er niks gebeurde) heb ik nu de gemoedsrust van het wandelen terug.
Filosofenpad
In de stad Kioto in Japan loopt het beroemde filosofenpad (tetsugaku no michi) waar filosoof Kitaro Nishida van Kyoto University dagelijks wandelde aan het begin van de twintigste eeuw. Een prachtig pad met in de lente een zee van kersenbloesems. Wandelen is echter geen garantie voor interessant of zinnig nadenken. Ik studeerde af op de filosofie van Nishida, maar zijn denken kan mij niet bekoren.
Ben eerder geneigd te denken dat het primair gaat om het wandelen zelf. Wandelen kan bijdragen aan het ordenen van gedachten en het plaatsmaken voor nieuwe ingevingen, maar het goede leven behelst wandelen. Het gaat om het onderweg zijn, het wandelen, niet om het aankomen. In de positieve psychologie, de tak van psychologie die zich bezighoudt met gezondheid en welbevinden, blijkt dat regelmatig buiten (en liefst in de natuur) wandelen bijdraagt aan lichamelijk en fysiek welbevinden.
Het zou mooi zijn als de overheid wandelen zou aanmoedigen. Een manier om het te stimuleren is om steden wandelvriendelijk te maken (in het Engels spreekt men van walkability). Dat betreft niet alleen een veilige en handige infrastructuur, maar het gaat ook om de esthetiek. Zijn de wandelpaden aantrekkelijk genoeg om over te lopen, met mooi groen? De auto moet ontmoedigd worden (zoals al gebeurt in binnensteden) en wandelen aangemoedigd. Onderwijs zou veel meer al wandelend buiten gegeven kunnen worden.
Onlangs liep ik met enkele duizenden mee met de Peoples Climate March in Amsterdam. Het lopen in een protestmars geeft een machtig gevoel van verbondenheid en solidariteit. Het is prettig om al lopend te demonstreren, veel prettiger dan om te staan. Lopend heb je het gevoel dat je wat doet. Mooi om te weten dat over de hele wereld in tal van steden mensen deelnamen aan deze protestmars. Een protestmars voor andere omgang met het milieu, voor een nieuwe economische orde, voor een nieuwe manier om energie op te wekken, voor 100 procent duurzaamheid.
Mijn cynische zelf zegt echter dat er bij de eerste de beste voetbalwedstrijd meer mensen aanwezig zijn dan bij deze protestmars. Er is verontwaardiging, er zijn activisten, er gebeurt ook wel wat. Maar veel te weinig, veel te langzaam. In plaats van te wandelen rijden we in auto’s, vliegen we de wereld rond. Het boek van Gros zet aan tot denken, en tot wandelen.
Wandelen; Een filosofische gids – Frédéric Gros – paperback, 254 pg. & e-book – De Bezige Bij, Amsterdam, 2014. Deze bijdrage werd eerder gepubliceerd op de website Liberales.
De ruimte wandeling
Ik wandel het pad terug
waarlangs ik ben gekomen
herinner mij de route
bewaar de zoetste dromen
Wat niet meer relevant is
dat doe ik van de hand
Ik bekijk nu op dit moment
alles van de andere kant
Ruimte maken in mijn hoofd
wat weggestopt was
komt nog eenmaal voorbij
ik laat het los! voel me vrij!
Wil jij jezelf ook de ruimte geven!?
Laten we dan nu maar die stevige wandeling gaan maken!
😉
Henk