Het kabinet is alsnog van zins om een onafhankelijke toets toe te voegen aan het tappen van gesprekken met advocaten. Het is nog onduidelijk of het om een voorafgaande of rechterlijke toetsing gaat.
Dat schrijft minister Plasterk vandaag aan de Tweede Kamer naar aanleiding van de uitspraak van de Haagse rechtbank in een rechtszaak die het door de AIVD afgeluisterde Amsterdamse advocatenkantoor Prakken d’Oliveira aanspande. ‘Dit is winst voor de rechtsstaat’, zegt voorzitter Bart Nooitgedagt van de Nederlandse Vereniging van Strafrechtadvocaten. ‘Wel is het treurig dat hier een kort geding voor nodig was.’ Eerder deze maand werd al bekend dat de staat beroep heeft laten aantekenen tegen het vonnis.
Op dit moment kan de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) alleen achteraf toetsen of het afluisteren gerechtvaardigd was. Het kabinet verzet zich tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat sprake is geweest van onrechtmatig handelen. Daarom heeft de staat beroep aangetekend tegen de uitspraak van de rechter. Plasterk wijst erop dat de huidige wet niet verplicht tot een onafhankelijke toets op het tappen van communicatie met advocaten.
De inrichting van een onafhankelijke toets vraagt om een wijziging van de wet, aldus Plasterk. ‘Vanwege de benodigde wetswijziging gaat de staat in bezwaar tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat binnen zes maanden in een onafhankelijke toets moet worden voorzien. Daar zal enige tijd –de verwachting is langer dan zes maanden– mee gemoeid zijn’, schrijft de minister.
De voorzieningenrechter bepaalde in de uitspraak van 1 juli dat de veiligheidsdiensten informatie die ze hebben verkregen uit het afluisteren van advocaten alleen mogen doorspelen aan het Openbaar Ministerie als hier een onafhankelijke toets aan vooraf is gegaan. Hiertegen verzet de staat zich ook. Plasterk: ‘Mocht immers in de komende tijd uit een gesprek met een advocaat informatie komen die leidt tot het vermoeden dat een aanslag wordt gepleegd, dan zou adequaat optreden in de huidige omstandigheden onmogelijk zijn.’