ik loop door het bos
het is er vochtig en donker
bladeren vallen op het grindpad
in mijn ooghoek zie ik beweging
kniel neer bij een kikker
deze zit nu doodstil
bijna niet te onderscheiden
van het pad
ik strijk met een vinger over zijn rug
hij voelt als een natte, koude fietsband
niet aaibaar
via mijn vingertop geef ik hem een kusje
geen reactie, hij is niet mijn droomprins
ik kijk gebiologeerd naar zijn glinsterende
kraaloogjes
naar zijn lange vingerachtige pootjes
ik raak hem weer aan
hij springt op
ik schrik me rot
ploink, ploink, weg is het reptiel
van het pad
het hoge gras in
niet meer te vinden
dat was dat
ik loop verder en voel mij vrolijk
door de ontmoeting met mijn ‘camouflagepad’