06

Gedurende zijn loopbaan heeft voormalig politicus Jan Pronk aantekeningen gemaakt van zijn speurtocht naar oplossingen voor mondiale armoede. Een deel daarvan is gebundeld in het boek Op zoek naar een nieuwe kaart.

     door Hans Beerends

Zijn hele leven, tot op de dag van vandaag, is Jan Pronk betrokken geweest bij mondiale armoedebestrijding. Achtereenvolgens als student ontwikkelingseconomie, voorzitter van de actiegroep en fondsorganisatie X-Y, als Tweede Kamerlid voor de PvdA, minister van Ontwikkelingssamenwerking (1973), secretaris van UNCTAD, opnieuw minister van Ontwikkelingssamenwerking (1989-1998), minister van Milieu (1998-2002) en als docent op het Instituut of Social Studies in Den Haag.

In al die jaren werd hij bekritiseerd en gewaardeerd, schreef hij boeken en een reeks van artikelen, hield lezingen en gaf desgevraagd en ongevraagd commentaar op lopende discussies. Zijn verspreide aantekeningen over ontwikkelingen en ontwikkelingssamenwerking heeft hij thans gebundeld in het boek Op zoek naar een nieuwe kaart. Het resultaat is een boeiend verhaal over mee- en tegenvallers, voor- en tegenstanders en de geschiedenis van het naoorlogse denken en doen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking.

  Kernpunten van Pronk’s visie

Kernpunten van zijn visie, die als een rode draad door het boek loopt, zijn: Kijk naar het ontwikkelingsproces vanuit het blikveld van de mensen die het aangaan en steun vooral landen en organisaties die een beleid voeren ten bate van de armen. Het perspectief vanuit het blikveld van de armen begon al toen hij als 27-jarige net afgestudeerde ontwikkelingseconoom een paar maanden uitgezonden werd naar India.

Ik had‘, zo schrijft Pronk, ‘ontwikkelingsprocessen bestudeerd en daar college over gegeven, veel gelezen en gediscussieerd en toch onderging ik India als een cultuurschok. De tegenstellingen op economisch, sociaal, religieus en cultureel gebied, de kaste en klassentegenstellingen. Je ziet mensen op straat creperen en tegelijkertijd aanschouw je een eeuwenoude unieke en prachtige beschaving. Dit alles leidde tot mijn uitspraak: Ga, kijk, luister, voel en proef wat er leeft en speelt.’

Het tweede kernpunt van zijn visie – de steun aan landen die een op de armen gericht beleid voeren – kwam ter sprake bij de aanvang van zijn eerste ministerschap in 1973. Tijdens zijn installatie gaf hij direct aan dat ontwikkelingshulp slechts een doekje voor het bloeden is als niet tegelijkertijd structurele veranderingen zouden plaatsvinden op het gebied van de internationale handel en de binnen en buitenlandse politiek van Nederland.

Teneinde, ondanks deze stagnerende factoren, toch iets te kunnen doen, ontwierp Pronk enkele hulpcriteria waarvan de belangrijkste was dat hulp vooral gegeven moest worden aan landen die een sociaaleconomisch beleid voeren die waarborgt dat hulp ten goede komt aan de gehele samenleving.

De VVD, die de hulp liever wilde gebruiken voor de bevordering van de Nederlandse export naar landen met ‘onvoldoende koopkracht’, betitelde het voornemen van Pronk schamper als typisch ‘linkse stokpaardjes’. De exportwens van de VVD had Pronk op zijn beurt kunnen typeren als ‘rechtse stokpaardjes’ maar dat deed hij niet. Pronk is geen politieke straatvechter. Met rationele goed onderbouwde argumenten probeert hij zijn tegenstanders te overtuigen.

  Middenklasse als stagnerende factor

Te vaak, zo lees je in zijn aantekeningen, was kritiek op zijn beleid echter niet gebaseerd op ontwikkelings/economische maar op ideologische argumenten. Door de verschillende hoofdstukken heen lees je dan ook hoe tot zijn spijt een sociaaldemocratisch beleid, begonnen in de jaren ’70, eindigde in het huidige neoliberale beleid. Pronk staat zeer kritisch ten opzichte van het huidige Nederlandse en internationale beleid.

Het verlicht eigen belang van de middenklasse binnen de nationale staat van weleer maakte plaats voor de zelfgenoegzaamheid van de wereldwijde middenklasse van thans.‘ Deze door Pronk neer gezette duidelijke stellingname is in tegenspraak met de door veel politici en activisten gekoesterde politiek-strategische hoop en verwachting dat verlicht eigen belang vroeg of laat noodzakelijkerwijze gunstig kan uitpakken voor de positie van de armen.

Dit stemt somber en vergt enige uitwerking die volgt onder het kopje ‘De armen zijn kennelijk niet meer nodig’. ‘Directe armoedebestrijding’, aldus Pronk, ‘wordt keer op keer, onder anderen in het WRR-rapport van enkele jaren terug, ondergeschikt gemaakt aan economische groei en het bevorderen van het ontstaan van een brede middenklasse die zou moeten zorgen voor stabiliteit, als motor voor economische groei en het geleidelijk opheffen van de armoede.

Pronk gelooft niet meer in de positieve rol die de middenklasse wordt toegedicht. In het verleden heeft deze klasse wellicht die rol gespeeld, schrijft hij, maar de huidige middenklasse – wereldwijd rond 40 procent van de bevolking – is alleen maar uit op handhaving en uitbreiding van haar belangen. De naoorlogse keuze voor een verzorgingsstaat in Europa was mede gebaseerd op het verlicht eigen belang van de rijken en de middenklasse.

Echter, hoe meer de economie globaliseerde, hoe meer dat verlicht eigen belang aan betekenis verloor. De armen waren steeds minder nodig, hun arbeid werd vervangen door kapitaal en nieuwe technologie en hun koopkracht kon gemist worden, want de wereldwijde middenklasse is vooralsnog omvangrijk genoeg. Keer op keer komt zijn teleurstelling over de rol van de middenklasse terug. De hoge economische groei, zoals de laatste decennia in China en India, heeft door de keuze van een liberaal economisch model ‘aan de onderkant van de inkomenspiramide niet tot minder armoede geleid, wel tot grotere ongelijkheid.

  Geen verbetering voor de armen?

Nou ben ik zelf geen voorstander van een liberaal economisch model, maar hier begon ik toch aan de stellige uitspraak van Pronk te twijfelen. Is er dan, ondanks de scheve inkomensverdeling en de toenemende ongelijkheid, helemaal geen verbetering opgetreden voor de armen? Een korte speurtocht op Google leverde mij andere (o.a VN-cijfers).

Wereldwijd is het percentage mensen dat leefde onder extreme armoede tussen 1990 en 2014 gedaald van 18.9 procent naar 11.4 procent. In China is het percentage mensen onder de armoedegrens van 1990 tot 2013 gedaald van 60.2 procent naar 10 procent en in India in ongeveer dezelfde periode van 51 procent naar 22 procent. Dat er nog heel wat moet veranderen, zeker aan de versmalling van de inkomenskloof, staat buiten kijf maar het verhaal van Pronk is wel heel somber.

Pronk’s beschouwingen zijn veelal zeer kritisch en weinig hoopvol ten aanzien van het bestaande beleid, daarbinnen ziet hij weinig lichtpuntjes. De meeste hoofdstukken zijn kritische beschouwingen over het lopende beleid waarna hij puntsgewijs, kort en krachtig, aangeeft hoe het wel zou moeten. Of, en in hoeverre zijn stellingen kans maken ooit overgenomen te worden door de huidige of toekomstige beleidsmakers, is onduidelijk. De stellige puntsgewijze opsomming van zijn visie kan leiden tot stevige en levendige discussies. In een wereld waar pragmatisme de plaats heeft ingenomen van visionaire morele principes is dit een welkome aanvulling. Het is wel te hopen dat deze discussies zullen leiden tot realiseerbare toekomstperspectieven.

  Dat verplicht

Het boek eindigt met het hoofdstuk ‘Post-2015’ waarin hij zich beurtelings kritisch en gematigd positief uitlaat over de millennium doelstellingen en de daarop volgende Post 2015 Global Agenda. Na beschrijving en commentaar komt hij tot de volgende conclusie: ‘Net zoals in het jaar 2000 de internationale organisaties onvoldoende politiek en juridisch waren geëquipeerd om de Millennium Ontwikkelingsdeclaratie tot uitvoering te brengen, zij thans de capaciteit missen om de post 2015 Global Agenda te realiseren.’

Aangezien Global Agenda de titel meekreeg ‘Transforming Our World’ eindigt Pronk toch nog met een positieve noot. Want, zo schrijft hij: ‘De keuze van het woord transformeren duidt op geloof in maakbaarheid.’ Dus toch. De woorden die daarop volgen laten geen misverstand bestaan: ‘Het is onze wereld, van ons allen. Dat verplicht.’

Hans Beerends was medeoprichter en coördinator van de Wereldwinkelbeweging en voorzitter van het milieu/derde wereld samenwerkingsverband Honger Hoeft Niet.
07

 
 
 
 

titel   Op zoek naar een nieuwe kaart
auteur  Jan Pronk
uitgever  LM Publishers (2015)
uitgave  Paperback, illustraties Len Munnik, 240 pagina’s
isbn  9789460224157
prijs  € 17.40

Door ravage

Abonneer
Laat het weten als er

*

2 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties
An innocent mind
7 jaren geleden

Gedurende zijn loopbaan heeft voormalig politicus Jan Pronk aantekeningen gemaakt van zijn speurtocht naar oplossingen voor mondiale armoede. Gelukkig was de man zeer succesvol en is daardoor de hongersnood en de armoede de wereld uitgebannen. ( Cyn off) Zijn de pagina’s als w.c. papier te gebruiken?

Ernst
7 jaren geleden
Antwoord aan  An innocent mind

Je bekritiseert Pronk omdat hij niet eigenhandig het complete wereld honger probleem heeft opgelost? Raak er steeds sterker van overtuigd dat cynisme weinig meer is dan luiheid en gemakzucht.