ik voel mij als een vis op
de bodem van een bootje
op goed geluk gevangen
ik snak naar adem
het water
mijn huis
nog geen halve meter
van mij vandaan
met mijn hele lijf sla
ik tegen de bodem aan
net nog zwom ik in de
koele zee tussen soortgenoten
genietend van een
onbekommerd bestaan
mijn vrijheid in het water
nu lig ik hier
machteloos, wanhopig
van het ene op het
andere moment is mijn
leven onomkeerbaar
veranderd
ik hap naar zuurstof
en wacht mijn dood