De beelden in Kraakrepubliek staan mijlen ver af van het brave, aangeharkte leven van nu. Maar het is niet alleen zwelgen in nostalgie, het gaat de samenstellers erom de ‘blijvende betekenis’ van de kraakbeweging te onderstrepen.
door Eric Duivenvoorden
Kraakrepubliek; de erfenis van een tegenbeweging is voor iedereen die er destijds middenin heeft gestaan een feest der herkenning. Bert Verhoeff, destijds huisfotograaf van de Volkskrant, heeft uit zijn enorme kraakarchief een groot aantal indrukwekkende beelden geselecteerd die je helemaal terugbrengen in de wervelende chaos van de jaren ’80 in Amsterdam.
De foto’s van Verhoeff geven je de indruk dat de stad zich gedurende een aantal jaren in een staat van beleg bevond, een situatie die heden ten dage nauwelijks nog voor te stellen is. Zelfs wie er bij was ontkomt al bladerend niet aan het gevoel dat het allemaal toch wel heel heftig is geweest, en dat er niet eens doden bij zijn gevallen. Je vraagt je af hoe dat moet zijn voor degenen die de kraakbeweging alleen nog van de verhalen kennen?
De beelden in het boek staan mijlen ver af van het brave, aangeharkte leven van vandaag de dag. Vraag is ook wat de jonge party-generatie van tegenwoordig aan moet met al die heftige beelden in Kraakrepubliek. Zijn ze in staat om door al dat geweld en die rookwolken heen het engagement te onderscheiden, dat er geknokt werd om een betere stad en een beter leven?
Kraakrepubliek is niet gemaakt om aan de hand van wat oude beelden te zwelgen in nostalgie of te gruwelen bij zoveel chaos. Het gaat de samenstellers/auteurs erom de ‘blijvende betekenis’ van de kraakbeweging te onderstrepen, want ‘die erfenis blijkt veel groter en rijker te zijn dan menigeen zich realiseert.’
Het tweede deel van het boek bevat een aantal portretten van voormalig betrokkenen die terugblikken op de kraaktijd van de jaren ’80 in de hoofdstad. Deze portretten, opgetekend door voormalig kraakverslaggever van de Volkskrant Sietse van der Hoek, laten zien hoe groot het stempel is dat deze onstuimige jaren op een hele generatie heeft achtergelaten. En dan gaat het niet alleen om de krakers zelf, de kraaktijd heeft bij álle betrokkenen zijn sporen nagelaten.
Het is een vreemde gewaarwording te constateren dat zowel kraker, politieman, bestuurder en advocaat/rechter na enkele decennia uiteindelijk meer met elkaar gemeen hebben dan dat ze van elkaar verschillen. Hoe scherp iedereen destijds ook tegenover elkaar stond, uiteindelijk hebben ze samen toch iets bijzonders meegemaakt. Het zijn vaak ingrijpende ervaringen waar iedereen in de loop van zijn of haar verdere carrière op voort blijkt te hebben gebouwd.
Voormalig wethouder herhuisvesting Gerrit Jan Wolffensperger (D66) zeurt er niet meer over dat destijds 21 keer zijn voordeur werd gemolesteerd, net zo min als hij nog verbolgen is over het feit dat hij bijna ontvoerd was. De man onderstreept vooral hoe het stadsbestuur er tegen de Haagse klippen op er van alles aan deed om op de eisen van de Amsterdamse krakers voor meer (jongeren)huisvesting in te gaan.
Van de krakers op hun beurt geen onvertogen woord over de onterechte arrestaties en harde klappen van de politie en het verraad van de politiek als die weer eens de zijde van de huiseigenaar koos. Zij koesteren momenteel een stad die ruimte biedt voor de uit de kraaktijd overgeleverde Do-It-Yourself (DIY) cultuur.
Als de ME-commandant terugdenkt aan alle veldslagen waarbij hij zich in de frontlinie bevond, is hij er trots op dat de politie zich niet heeft laten verleiden tot rücktsichtlose repressie, maar te midden in de geweldsspiraal vooral heeft gezocht naar de-escalatie technieken. Behalve het (geheime) overleg dat met een deel van de krakers werd gevoerd, ontstond in die jaren ook de wijkagent.
Al terugblikkend slaat de balans uiteindelijk door naar al het positieve dat de kraakbeweging voor Amsterdam heeft opgeleverd. Naast een hele reeks aangekochte kraakpanden (ongeveer tweehonderd) die ervoor zorgen dat tot op de dag van vandaag mensen op (betaalbare) plekken kunnen wonen die er anders nooit zouden zijn geweest, bestaan er ook nog steeds de zogenaamde broed- en vrijplaatsen die de stad een bepaalde tegendraadsheid meegeven die Amsterdam onderscheidt van al die andere steden.
Maar wat het de stad vooral heeft gegeven is een bepaalde mate van maatschappelijke betrokkenheid. Hoeveel mensen hebben zich in de jaren ’70 en ’80 niet actief met de stad bemoeid om er een plaats van te maken zonder sterke tweedeling, waar voor iedereen plek was en waar door elkaar heen gewoond en gewerkt werd. Na al die jaren is het het ook deze betrokkenheid die de in het boek geportretteerden met elkaar verbindt.
Hoe schril is dan het contrast met de zoon van een voormalig Nieuwmarkt-activist die in het boek opmerkt dat al dat actievoeren achterhaald is, want ‘het gebeurt nu allemaal online’. Maar zeker achteraf blijkt juist het fysieke aspect van de turbulente ontmoetingen in de stadsarena doorslaggevend te zijn geweest voor al datgene wat in de kraakrepubliek tot stand is gebracht. Het klinkt door in de ervaringen die de geportretteerden in het boek met elkaar delen.
Indirect komt daarmee de kwestie aan de oppervlakte hoe ook op de langere termijn de erfenis van de Amsterdamse kraakbeweging veilig gesteld kan worden. Hoe moet het als over niet al te lange tijd die hele generatie van het toneel verdwenen zal zijn? Allerlei sleutelposities in de stad worden nog ingenomen door mensen die de jaren van het stadsverzet van dichtbij hebben meegemaakt. En zij weten: een demonstratie hier, een onvertogen woord daar, een steen die door de lucht vliegt of een rookbommetje; het betekent niet het einde van de wereld.
Integendeel, het uitdagen van de democratie hoort bij de politieke strijd waar de stad als geheel achteraf alleen maar baat bij heeft gehad. Vraag is of in een stad die momenteel meer wordt bedreigd door uitsluiting en verdringing dan ooit, een nieuwe generatie op zal staan die datgene wat in de loop der jaren tot stand is gebracht net zo koestert als de betrokkenen van destijds. Het zijn geen vragen waar in Kraakrepubliek veel aandacht aan wordt besteed. Daarvoor ligt de nadruk te veel op het terugblikken.
Ook andere aspecten van de ‘blijvende betekenis’ van de kraakbeweging worden in het boek niet aan de orde gesteld. Zo is de erfenis van de roerige kraaktijd ook terug te vinden in een beweging waar we tegenwoordig middenin zitten: de emancipatie van het klootjesvolk. De eigenwijze, recalcitrante fuck the system mentaliteit uit de kraaktijd keert terug in het ongepolijste populisme van Fortuijn en Wilders. Deze keer tegen Europa, de elite en de buitenlanders/vluchtelingen etc.
De kraakrepubliek van begin jaren ’80 markeert ook de omslag van een progressieve, op maakbaarheid gerichte samenleving naar een individualistische, (neo-)liberale en op eigenbelang gerichte cultuur. Deze omslag komt als zodanig niet in het boek aan de orde, laat staan dat het als onderdeel van de erfenis van de kraakbeweging erkend wordt. Toch schuilt in de erkenning van de parallellen tussen de verschillende fuck the system bewegingen een belangrijke sleutel voor een beter begrip van de huidige tijd. Misschien kan de erfenis van de kraakbeweging er nog aan bijdragen een antwoord te formuleren op allerlei maatschappelijke ontwikkelingen dat op meer gebaseerd is dan het benepen eigenbelang van rechts.
Voor dit soort kwesties hoef je Kraakrepubliek niet te raadplegen, jammer genoeg. Om het denkproces daarover verder in gang te brengen kun je de komende zomer beter terecht in het Van Abbemuseum in Eindhoven. Daar loopt tot eind september de tentoonstelling De Jaren 80 – Begin van het nu? Hierin is ook een prominente plaats ingeruimd voor de kraakrepubliek, maar dan belicht vanuit een cultureel perspectief.
Juist de typische jaren ’80 (kraak)cultuur belichaamde de verschuivingen in de relatie tussen de burger en de staat, zoals die door de kraakbeweging en iedereen die erbij betrokken was begin jaren ’80 zo prominent op de agenda zijn geplaatst.
titel Kraakrepubliek, de erfenis van een tegenbeweging
auteur(s) Bert Verhoeff, Sietse van der Hoek en Rogier Fokke
uitgave Paperback, 160 blz.
uitgeverij Lecturis, 2016
isbn 978-94-6226-160-0
prijs 29,95 euro
Bah. Amsterdam, dat zichzelf weer eens op de borst slaat… WIJ, WIJ… Alsof er in de rest van Nederland niets gebeurde op dit gebied, met resultaat! Bijna niemand schijnt te weten, dat vele Eindhovense krakers, samen met, ik meen Groningse krakers, het meest beroemde of beruchte Amsterdamse kraakpand de Groote Keyser hebben bewaakt. Meer dan een maand lang. Ik weet dit, want ik was een van hen.
Je hebt gelijk Rob, natuurlijk gebeurde er ook veel in Eindhoven, Groningen, Nijmegen… maar dit boek gaat nu eenmaal specifiek over de kraakbeweging in Amsterdam, waar ik toen woonde en die ik intensief heb gevolgd.
En dus ook over al die krakers van buiten de stad die kwamen helpen.
De Amsterdamse kraakbeweging was nou eenmaal de grootste.
En ach, in Eindhoven kunnen ze beter voetballen.
Dat dan weer wel.
Bert Verhoeff
Als kind heb ik het allemaal van een afstand meegemaakt. Fascinerende tijd. Ik vraag me wel eens af waar de geest is gebleven die zoveel mensen op de barricades bracht.
Wellicht is de protestcultuur gedigitaliseerd en schreeuwen we het alleen nog maar uit op de sociale media. Dat maakt toch wat minder indruk dan een half miljoen mensen die de straat op gaan om kernwapens tegen te houden. Die liggen er overigens nog steeds, die kernbommen. En de woningnood? Enfin, zo kan ik wel even doorgaan.