Het Openbaar Ministerie in Amsterdam gaat een man vervolgen die tijdens een protestmanifestatie tegen de islamisering een ‘antifascistisch’ symbool presenteerde.

Woordvoerder Edwin Wagensveld van Pegida, een nationalistische club die frequent de straat op zoekt om te protesteren tegen de islamisering van Nederland, moet zich op 8 september voor de kantonrechter verantwoorden voor het tonen van een spandoek waarop onder meer een swastika te zien was, meldt Het Parool. Wagensveld werd daarvoor op 27 februari gearresteerd omdat hij zich niet hield aan de voorschriften die vooraf door de Amsterdamse Driehoek (burgemeester, hoofdcommissaris en hoofdofficier) waren opgesteld.

De gewraakte swastika werd echter – samen met logo’s van het voormalige communisme, IS (moslimterrorisme) en AFA (extreem-antifascisme) – afgebeeld in een afvalbak, een symbool dat overgenomen is van extreem-links. In die zin dat antifascisten, uiteraard, enkel de swastika in de afvalbak presenteren. Het Amsterdamse OM beweert Wagensveld een strafbeschikking te hebben aangeboden, maar die zou hij geweigerd hebben te betalen. Wagensveld ontkent dit, hij zou nimmer een aanbod hebben gekregen.

Het is onbekend of Wagensveld deelneemt aan het idiote spel dat het OM in deze lijkt te spelen, er zijn immers ook serieuze zaken die een kantonrechter in behandeling kan nemen. Die mening zal Berend Roorda, onderzoeker van het Centrum voor Openbare Orde en Veiligheid en adviseur van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, waarschijnlijk ook zijn toegedaan. In het radio-programma Argos zei hij dat burgemeester Van der Laan de wet heeft overtreden met diens verbod op het tonen van hakenkruizen tijdens het Pegida-protest.

Volgens de Wet openbare manifestaties mogen burgemeesters alleen beperkingen stellen aan demonstraties in het kader van de bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden. ,,Artikel 5 lid 3 van de wet stelt expliciet dat een voorschrift of een verbod nooit betrekking mag hebben op de inhoud”, aldus Roorda. ,,En dat is niet voor niets. Het heeft alles te maken met de vrijheid van meningsuiting, dat je niet voorafgaand een demonstratie beperkt mag worden in bepaalde uitingen.”