21-03-2002   29-12-2016

 
 

zittend in het stro
jij gemoedelijk etend van het hooi
je staart zwiept krachtig insecten te lijf
je trekt je weinig van mij aan
ik trek mij veel van jou aan

je specifieke dierlijke geur
je voelbare lichaamswarmte
een genoegen te kijken naar je
gespierde imposante lijf
naar je alert sprekende ogen

als wij samen lopen
klossen je ijzers over het asfalt
je neus drukt zwaar tegen mijn schouders
grote reus allang piep af
met nog zo’n stoutmoedig kinderhart

in het schrale schijnsel van spaarzame lampen
staan de meeste paarden in rust op stal
enkelen met hun neus op de bodem
knabbelend aan het stro
een paard schuurt zijn manen
langs de ijzeren spijlen van de deur
verder is er weinig reuring op deze late voorjaarsavond

in de grote rijhal brandt nog licht
geen volk te bekennen
een spreeuw vliegt vlak onder het afdak
het staptouw losjes in de hand
jij je neus snuivend neerwaarts over het zand
met een diepe zucht zak je door je benen
duwt je rug en billen schurend over de bodem

ik voel mij goed
houd voldoende afstand om
je zwaaiende benen te ontwijken
terwijl jij rolt op je andere zij
met een kreun sta je op
schudt het meeste zand af
baldadig kijk je langs me heen

ik breng je terug naar stal
vergrendel de deur
geef je twee pepermuntjes
die je reikhalzend uit mijn hand eet
voldaan rij ik de dijk af
aan mijn linker zijde weerkaatst de maan
haar flauwe licht op het water

 
 
 

tekst: Marina Verte | foto: Wiebeke Brummer

Door ravage