‘Zoals het totalitarisme niet alleen een nieuwe maatschappij maar vooral een nieuwe mens moest vormen, zo wil ook het managementdenken een nieuwe mens creëren.’
door Ron Kretschmar
Het boek Klein Lexicon van het managementjargon, of boekje zoals ze het zelf noemen, samengesteld door Rudi Laermans, Lieven De Cauter en Karel Vanhaesebrouck, staat boordevol uitspraken die de moeite van het lezen waard zijn. De lemma’s in het Klein Lexicon worden niet alleen apart in een woordenlijst behandeld, maar ook in samenhang met elkaar waardoor je achter de begrippen een ideologie ziet opdoemen.
Neem een uitspraak achter het lemma competiviteit: ‘Monopolyvorming, kartels, prijsafspraken tussen zogenaamde concurrenten en andere praktijken (belastingontduiking en –ontwijking, openlijke of verborgen staatssteun) tonen dat de kapitalistische markteconomie een ideologie is’. Oftewel, het kapitalisme als economische orde is geen ‘natuurwet’ wat politici ons graag doen geloven. Het kapitalisme is zeker geen TINA, een begrip dat elders in de lijst staat omschreven als ‘There Is No Alternative’.
Of neem de uitspraak achter het lemma skills, waaruit blijkt dat de burgers genoeg hebben van de huidige elite: ‘Ter linker en vooral ter rechterzijde hebben populistische partijen in naam van het volk de ideologische stilte die de neoliberale consensus creëerde met eclatant succes doorbroken’.
Want laten we wel wezen, hoe zou je politici van het midden als Rutte, Samsom of (gedoger) Pechtold anders kunnen benoemen dan een stel gelikte managers dat met hun bezuinigingsdwang (op het gebied van de arbeidsmarkt, zorg en huurwoningen) een aanzienlijk deel van de bevolking van zich vervreemd heeft. Managers die met hun marktmentaliteit niet alleen de nationale politiek hebben besmet, maar ook de EU.
Dat laatste wordt na het lemma bedrijfsmatig behandeld als de ‘bedrijfsmatige aanpak van de EU’ waarin de ‘vrije markt het enig haalbare is’. Politici die de wereld alleen kunnen zien als vrijplaats voor handel, winst en groei.
It’s the economy, stupid
Wanneer ontstond dit jargon? Na de val van de Muur is de vrije markt verworden tot een wilde achtbaan met graaiende managers (en politici) in de wagentjes die telkens weer uit de bocht vliegen. Hoewel de fundamenten van deze ontwikkeling al voor de Muur door Thatcher (TINA) en Reagan (vrijhandel) gelegd zijn, schrijven Laermans, De Cauter en Vanhaesebrouck: ‘privatisering, deregulering, flexibilisering zijn sindsdien de sleutelwoorden’.
Wat ze achter het lemma deregulering weer beschrijven als de ‘Heilige Drievuldigheid van de neoliberale theologie’. Geen complot dus, maar het lijkt er toch een beetje op dat je een Grote Ontwerper kan vermoeden zodra je de zin na het lemma skills leest: ‘Zoals het totalitarisme niet alleen een nieuwe maatschappij maar vooral een nieuwe mens moest vormen, zo wil ook het managementdenken een nieuwe mens creëren’.
De auteurs van Klein Lexicon hebben een vlot geschreven overzichtelijk handwoordenboek afgeleverd met bekende en minder bekende termen plus uitleg hoe die ons leven beïnvloeden. ‘Ons denken wordt vergiftigd met uit het Engels afgeleide woorden die neutraal lijken’, schrijven zij. Onschuldig klinkende woorden die we overnamen uit het management, de marketing en merchandising. Woorden die ook het dagelijks leven besmetten.
Nadat ze de begrippen op alfabetische volgorde hadden gerangschikt, één voor één beschreven en in samenhang analyseerden, werd duidelijk dat die tezamen een ideologisch geladen taal vormen. Een web van taal waaruit het nog maar moeilijk ontsnappen is. Ze vonden zo ‘dat managersjargon een nieuwe vorm van newspeak is die ons doen en laten doordrenkt’.
Neoliberale newspeak
Newspeak, het neologisme uit de roman 1984 van George Orwell, is als volgt te omschrijven: ‘Spreek- en schrijftaal die de betekenis van woorden verandert om mensen ertoe te brengen op een bepaalde manier te denken’. Uitermate geschikt voor de mens- en maatschappijvisie van het neoliberalisme dat met zijn hyperindividualisme sociale verhoudingen ziet in termen van concurrentie en marktrelaties.
Een beschrijving die je weer tegenkomt bij het lemma target(s): ‘Een van oorsprong militaire term die thuishoort in ‘de oorlog van allen tegen allen’ die concurrentie heet’. In de semantiek zou je deze woorden, die oorspronkelijk weinig met elkaar te maken hebben, onder kunnen brengen in een ‘ideologisch woordveld’ – als dat zou bestaan. Een ideologisch woordveld waarin het onderwijs diep is ondergedompeld, volgens de auteurs, zelf werkzaam aan universiteiten.
Bij beroepsgericht verwijzen ze naar de filosofe Marha Nussbaum die stelt dat ‘ons onderwijs niet langer bijdraagt tot individuele mondigheid, burgerschap en een kritische houding, maar vooral ondernemerschap moet stimuleren’. Waar op teruggekomen wordt bij het lemma competentiebeleid: ‘Onderwijsinstellingen, hebben tegenwoordig een eigen competentiebeleid of –management, dat ervoor zorgt dat cliënten (oftewel studenten) nog concurrerender en efficiënter worden. Een management dat er op toeziet dat ze zich ontwikkelen tot marktconforme entiteiten’.
Adaptability
Wat me doet denken aan een onderzoek van de Universiteit van Amsterdam (UvA) waar ik een paar jaar geleden een stukje over schreef en waarmee ik wilde aantonen hoe wetenschap en politiek verstrengeld zijn geraakt. Voor haar proefschrift had promovenda Jessie Koen van vakgroep A&O een methode ontwikkeld (job search-strategy) waarmee werknemers hun adaptability kunnen trainen. Een onderzoek gefinancierd door de Dienst Werk en Inkomen (DWI).
Eén van de onderzoeksresultaten was dan ook dat verplichte banen voor oudere werklozen niet alleen gunstig zijn voor hun adaptability maar ook voor de economie. Een resultaat dat de DWI en (toenmalig) wethouder Sociale Zaken Andrée van Es enthousiast ontvingen. Haar promotor aan de UvA was destijds buitengewoon hoogleraar Employability Aukje Nauta (extern gefinancierde leerstoel) met als specialiteit flexibilisering van de arbeidsmarkt. Nauta was destijds eveneens kroonlid in de Sociaal Economische Raad.
Dat het hoger onderwijs haar personeel, scholieren en studenten een berekenende marktmentaliteit aankweekt is bekend en houdt onder meer in dat komende generaties het wel eens moeilijk zouden kunnen krijgen met het begrip solidariteit.
En als je van die wetenschap somber wordt, kan je het altijd nog van een luchtige kant bekijken. Bijvoorbeeld hoe dit economische jargon vorm heeft geregen in het dagelijkse leven. Zoals deze opmerking van een boze echtgenote in een Nederlandse soap op televisie die haar man naroept dat ze niet voor niets in hun relatie heeft GE-IN-VES-TEERD! Wat bewijst dat concurrentie in de liefde in ieder geval niet werkt.
titel Klein Lexicon van het managementjargon – Een kritiek van de nieuwe newspeak
auteur Rudi Laermans, Lieven De Cauter en Karel Vanhaesebrouck
uitgeverij EPO, Berchem 2016
uitgave Paperback (12,5 x 20 cm) – 208p.
isbn 9789462670952
prijs € 20,-