ik rol mij op en maak mij klein
opdat ik in de bloembodem pas
haar zijdezachte blad vouwt
zich als een deken om mij heen
beschermt mij tegen het zwarte gat
van menselijk onvree beklag en
onbetamelijk gedrag
meeldraden strelen zacht mijn
voorhoofd mijn ontblote schouders
hier zal mijn hart rustig kloppen
mijn ademen nimmer stokken
gevrijwaard van al het gal
en het wereldse gebral
zal ik heimelijk mezelf zijn