een boot vaart gestaag door opslaande golven
de maan weerkaatst haar licht op het deinende zwarte water
verlicht het dek waar schaduwen relingen levendig maken
ik proef de zilte smaak van opspattend zeewater
als mijn omslagdoek langs het hoofd naar beneden glijdt
daarbij een schouder ontbloot speelt de wind met losvallend
haar en droogt langs de wang een verloren traan
nagels drukken de palm van mijn hand als
ogen weemoedig in het nachtelijk duister staren
donker als herinneringen over wat ik heb achtergelaten
de leegte die mijn traag kloppend hart omsluit
draag ik zwijgzaam naar waarheen de boot mij brengt
over enkele uren zullen flauwe stralen van de zon doorbreken
sta ik in de ochtendschemer terwijl motregen mijn puntige schouders strelen