Groot-Brittannië kent een hardvochtig kapitalistisch klimaat voor de armen maar een zachtaardig socialistisch klimaat voor de rijken. Een gespleten cultuur waar het populisme gebruik van maakt.
door Ron Kretschmar
Wanneer je Het Establishment van de Britse journalist Owen Jones leest, overtuigt het dat de rijken aan de overkant van de Noordzee vertoeven in een soort ‘heilstaat’ waar politiek filosoof Friedrich Hayek en zijn medestanders in den beginne, toen nog politieke paria’s, van droomden. Je zou het een tot werkelijkheid geworden socialistische utopie voor de rijken kunnen noemen, waarvan Margaret Thatcher (alias: ‘There is no alternative’) de eerste bedrijfsmanager was.
Nadat Thatcher in de jaren ’80 de vakbonden met grof politiegeweld had laten uitschakelen, kwam de weg vrij voor een kruistocht om de vrije markt te heroveren met de beroemde trits ‘privatisering, deregulering, flexibilisering’. Waarna de verfoeide verzorgingsstaat voor de gewone Britse burger door de jaren heen geleidelijk ontmanteld werd. Een rechtse revolutie die tot aan de dag van vandaag voortduurt.
Waar grote bedrijven & co met hulp van de media en politiek zichzelf rijkelijk bedelen met belastinggeld, kan je het leven in Groot-Brittannië aan de onderkant erbarmelijk noemen. Met name arme sloebers kregen tijdens de economische crisis bezuiniging op bezuiniging voor de kiezen die als gegoten passen in het stalen dogma van de elite: falen heb je toch echt aan jezelf te danken. Trappen naar beneden is dus gelegitimeerd, dat volk vraagt er immers zelf om.
‘Draaideur’ business, politiek, media
De partijdige Britse (Murdoch)media spelen als onlosmakelijk onderdeel van de elite een belangrijke rol. Ze behartigen immers dezelfde belangen wat Jones ‘de draaideur’ tussen big business, politiek en media noemt. Men schrijft over de armen – berichtgeving met weinig objectiviteit maar veel leugens – om de aandacht af te leiden van de hebzuchtige top. Van zichzelf dus.
Met name onder bijstandsgerechtigden zijn bijvoorbeeld de grootste profiteurs van het land te vinden, beweren de media maar al te graag (‘belastingbetaler draaft op voor nietsnutten en luilakken’), waarbij men prominent cijfers hanteert die voor geen meter kloppen. Bijvoorbeeld: ‘27 procent fraudeert!’ in plaats van 0,7 procent. Het liefst met een smakelijke foto erbij van een dronken getatoeëerde Tokkie. Terwijl miljarden Britse ponden in de zakken verdwijnen van de rijken waar geen haan naar kraait – laat staan dat een goedbetaalde journalist van de (Murdoch)media er onderzoek naar doet.
‘Met gemeenschapsgeld gesubsidieerde oplichterij’, schrijft Jones fel, ‘waarbij de echte profiteurs zich niet onderaan de maatschappelijke lader bevinden, maar bovenaan’. Hoe is het te rijmen dat bijvoorbeeld in 2012 zo’n 4,8 miljoen Britse werknemers minder dan het minimumloon verdienden en de overheid dat inkomen met belastingcompensaties (zo’n kleine 200 miljard pond) tot bestaansminimum moest opkrikken omdat ze anders niet rond konden komen, terwijl bedrijven bulken van het geld?
Een principe dat evenzeer van toepassing is op huursubsidies, nadat men eerst sociale huurwoningen in de verkoop had gedaan en de huren de pan uit begonnen uit te rijzen. ‘Belastingcompensatie voor lage inkomens en huursubsidie zijn niet meer dan subsidies aan bedrijven en huiseigenaren zodat lage lonen kunnen worden betaald en de huren kunnen blijven stijgen’, beweert Jones dan ook. Om nog maar te zwijgen over de stijgende vaste lasten die de geprivatiseerde energiebedrijven burgers laten betalen.
En de financiële sector, Britse hoop in bange dagen? De Londense City, het financiële hart, is al vergeten dat ze enkele jaren geleden met belastinggeld (1.162 miljard pond) gered moest worden, waar de burger overigens geen zeggenschap over had. Ondertussen is het zakenwezen weer vrolijk bezig met risicovolle financiële constructies wat weer kan uitdraaien op een nieuwe crisis. De City heeft haar les blijkbaar geleerd van de ineenstorting van het financiële systeem: winst voor ons, verlies voor belastingbetaler.
De City is een voorbeeld hoe politiek en big business innig verbonden zijn. Als je van georganiseerde oplichting spreekt dan zijn accountantskantoren onmisbaar voor de uitleg. The Big Four, oftewel Ernst & Young, PwC, Deloitte en KPMG, zorgen er voor dat de Britse zakenwereld lage belasting betaalt, terwijl ze door slimme constructies over de winst hetzelfde doet. Waar je bij moet vermelden dat de Big Four de regering adviseert over belastingwetgeving om vervolgens aan hun klantjes tegen een leuk tarief te verklappen hoe ze diezelfde wet kunnen omzeilen.
Zakelijke klaagcultuur
Maar bedrijven en rijken veranderen in getraumatiseerde slachtoffers die klagen hoe zwaar ze het wel niet hebben zodra kritische burgers het aandurven te praten over een hoger belastingtarief, iets wat de meesten verlangen (‘armste 10 procent bevolking betaalt 43 procent belasting; rijkste 10 procent slechts 35 procent’). Waarbij het Lagerhuis voor hun toekomstige werkgevers dapper in de bres springt.
De bevriende media volgen meestal door captains of industry in hun kranten uitvoerig met immer hetzelfde dreigement op de proppen te laten komen: ‘Wij scheppers van werkgelegenheid en welstand in een hoger belastingtarief of hoger minimumloon betalen?’ […] ‘Gaan we toch lekker naar het buitenland!’ Bijt nooit de hand die je voedt, is de boodschap.
‘Waarom zouden de rijken en bedrijven zich eigenlijk niet in Rusland vestigen met hun lage belastingtarief van 13 procent?’, vraagt Jones zich dan ook af. Het antwoord laat zich raden. De werkelijkheid is natuurlijk dat ze graag in een land wonen waar het prettig vertoeven is (vanwege taal, cultuur, scholen, familie, vrienden etc.).
Waarom pikken de mensen dit gegraai, terwijl ze zelf bezuiniging op bezuiniging door de strot geduwd krijgen die velen onder de armoedegrens hebben doen belanden zonder dat er demonstraties of manifestaties volgden? Een parlementslid van de Green Party, als voormalig gemeenteambtenaar betrokken geweest bij laagbetaalde werknemers en werklozen, verklaart dat de mensen na jaren van achteruitgang vechtlust verloren hebben.
Waar naar mijn mening taalgebruik ook een rol in speelt. Je kan het een vorm van Newspeak noemen dat het denken heeft vergiftigd met termen als ‘hyperindividualisme’, dat sociale relaties duidt in ‘markt’ en ‘concurrentie’. Een zakelijke samenleving waarin je in feite je eigen eenmans-/vrouwsbedrijfje bent en verantwoordelijk voor eigen falen of succes. Dus niet zeuren, gewoon doorgaan! Als je deze ideologie al vanaf je jeugd via beeldschermen en school ingeprent krijgt, weet je niet beter…
Bedrieglijk populisme
Weliswaar smeult er een groot ongenoegen onder de mensen dat velen er toe brengt om op de United Kingdom Independence Party (UKIP) te stemmen, de partij die beweert op te komen voor het volk tegen de elite. Maar niets is minder waar, beweert Jones, de UKIP is medestander van het establishment. Als het er op aankomt is de UKIP lief voor de City, belastingontduikers en werkgevers.
Wat me aan de PVV doet denken, ook een partij tegen de elite. Is rechts op het gebied van immigratie, eenmaal aan de macht zou het een sociaaleconomisch links beleid voeren, wat de PVV voor veel mensen die uitgekotst zijn door de middenpartijen aantrekkelijk maakt. Maar schijn bedriegt, de PVV laat zich namelijk weinig gelegen liggen aan laagbetaalde werknemers die hoppen van flexbaantje naar flexbaantje. En de partij is al helemaal niet gecharmeerd van mensen met een uitkering. Die laatste groep verklaren ze net als de VVD het liefst de totale oorlog, al was het alleen maar omdat twee van de drie uitkeringen volgens Wilders naar allochtonen gaan.
De ‘gespleten cultuur’, zoals Jones die in Groot-Brittannië waarneemt en beschrijft, is een fenomeen dat zich voordoet in geheel Europa. Zelfs in Duitsland, dat Jones in zijn conclusie enkele keren als voorbeeld noemt als het land waar we van kunnen leren. Wat de wenkbrauwen kan doen fronsen. Duitsland telde op het moment dat Jones zijn boek schreef namelijk zo’n 1,5 miljoen werkende armen.
auteur Owen Jones
titel Het Establishment
uitgave Paperback (15 x 22,5 cm), 424 pagina’s
isbn 9789462670228
prijs € 24,90
uitgeverij EPO, Antwerpen, 2015
De onderklasse in Engeland zit inderdaad liever de hele dag in de pub dan dat ze aaan het werk gaan voor hun geld.