om de paar weken loert de man
verwachtingsvol naar buiten
een heldere hemel, zonneschijn
geen regendruppels langs de ruiten
vastbesloten loopt hij rustig naar
de oude schuur, het peertje geeft enkele
kinderfietsjes, een versleten lampenkap
flauwe schaduwen op de stenen muur
zijn tanige handen omvatten stevig het
hengsel van de roestige grasmachine
waarvan het motortje gevuld met benzine
nog altijd naar behoren werkt
gestaag duwt hij de maaier voor zich uit
over de dijk door het snel gegroeide gras
geeft nu en dan wat extra kracht over
kluiten gewas op het lange oneffen pad
de wind doet de panden van zijn openhangende
jas alle kanten opwaaien evenals de normaal
gesproken keurig gekamde haren, het deert de man niet
hij is vastberaden het hele pad bewandelbaar te maaien
de komende weken zal hij genieten van zijn
wandelingen vergezeld door zijn vrolijke pinscher
die als een hertje zal rondspringen door het hoge gras
langs het tot de man ’s grote genoegen gekortwiekte pad