De vereniging Beter Onderwijs Nederland dreigt met een gang naar de rechtbank indien een nieuw kabinet geen werk maakt van handhaving van het Nederlands op hogescholen en universiteiten.

In artikel 7.2 van de Wet op het Hoger Onderwijs is vastgelegd dat het hoger onderwijs en de examens in beginsel worden afgenomen in het Nederlands. Een andere taal is volgens deze wet alleen toegestaan bij wijze van uitzondering, zoals wanneer die andere taal het studieobject is, er sprake is van een gastcollege van een buitenlandse docent of ‘indien de specifieke aard, de inrichting of de kwaliteit van het onderwijs dan wel de herkomst van de studenten daartoe noodzaakt’.

De huidige praktijk wijst echter anders uit. Met uitzondering van Ierland en Groot-Brittannië is Nederland het land binnen de EU waar het Engels het vaakst gebruikt wordt als instructietaal in het tertiair onderwijs. Uit recente cijfers van de VSNU, de vereniging van universiteiten, en de Vereniging Hogescholen, blijkt dat op dit moment ongeveer 66 procent van de universitaire masteropleidingen Engelstalig is ingericht. Zelfs opleidingen die in het Nederlands worden gegeven, maken vooral gebruik van Engelstalige literatuur.

Volgens Beter Onderwijs Nederland spelen vooral financieel-economische overwegingen een belangrijke rol bij de verengelsing van het hoger onderwijs in Nederland. Het gaat universiteiten en hogescholen om cijfertjes en geld. Dat is ook omdat ze niet genoeg geld krijgen van de overheid. Bestuurders van onderwijsinstellingen zouden meer – goed betalende – internationale studenten willen trekken, ten koste van kwalitatief onderwijs in het Nederlands.

Zo noteerde de Universiteit van Amsterdam voor komend jaar 50 procent meer voorlopige aanmeldingen van internationale studenten, onder meer dankzij de nieuwe Engelstalige economische bachelor waarvoor 3.600 studenten zich hebben aangemeld. Beter Onderwijs Nederland zal de Nederlandse staat voor het gerecht dagen als in de plannen van een nieuw kabinet niet uitdrukkelijk is opgenomen dat de overheid ernst maakt met handhaving van artikel 7.2 van de Wet op het Hoger Onderwijs.