het schaakspel opgeborgen de tassen gepakt
handdoeken over zonverbrande schouders
stemmen sterven weg alsook het gelach
hier sta ik dan, achtergelaten op het strand
kijk om mij heen zie enkel voetafdrukken in
het door scherven van schelpen bezaaide zand
er is hoop, een wandelaar nadert met zijn
viervoeter, de hond begint vlak naast mij
met zijn neus onstuimig in het zand te wroeten
plots waar ik voor mij de hand van zijn baas
voel mij voorbarig opgelucht en blij want tot
mijn verbazing gaat de hand aan mij voorbij
grijpt de halsband van het dier, klikt hem behendig
aan een leren lijn, wederom ben ik alleen terwijl de
man met zijn blaffende hond uit het zicht verdwijnt
ik berust mij in mijn lot de nacht in eenzaamheid door
te brengen naast de luidruchtige zee in een druilerige
regen en er voor zonsopgang niemand meer zal langskomen
morgen zal er weer volop mensenvolk en vertier zijn
zullen kinderen zandkastelen bouwen, luchtig geklede
lieden bepakt door het warme zand sjouwen
zal ik, de pion, in de loop van de dag tijdens het
druk plezier zeker in het oog vallen bij één van
allen groot of klein