Samuel, een van de genocide-overlevenden die hebben getuigd, wijst de namen aan van vermoorde familieleden in het herdenkingsmonument in Mugonero | foto Elley Ho

Tijdens de genocide in Rwanda redde Wolfgang Blam mensen terwijl de rest van de wereld de andere kant op keek. In een boek van het VU-studentenproject ‘Gerede Twijfel’ wordt de Duitse arts nu afgeschilderd als een charlatan.

     door Jos van Oijen

Vijfentwintig jaar geleden ging in New York het ‘Innocence project’ van start, opgezet om iets te doen voor de slachtoffers van rechterlijke dwalingen in Amerika. Sindsdien zijn honderden onschuldig veroordeelde mensen vrij gekomen. Door dit succes is het initiatief overgewaaid naar andere landen. Een Nederlands voorbeeld is het studentenproject ‘Gerede Twijfel’ van de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam.

Het meest recente onderzoek van ‘Gerede Twijfel’ is de zaak van Joseph Mpambara. Mpambara is in Nederland veroordeeld voor zijn rol in de genocide tegen de Tutsi-minderheid in zijn geboorteland Rwanda door Hutu-extremisten, en voor het terroriseren van een Duits-Rwandees gezin in dezelfde periode. De resultaten van het studentenonderzoek zijn gepubliceerd in het boek Een Rwandees Kaartenhuis, een wirwar van wankele verklaringen.

   ‘Vampiers’

Anders dan het ‘Innocence Project’ gaat ‘Gerede Twijfel’ niet op zoek naar nieuw bewijsmateriaal om de onschuld van de veroordeelde aan te tonen. De VU-studenten beperken zich hoofdzakelijk tot een analyse van het strafdossier zoals dat is aangeleverd door de voormalige advocaat van Mpambara. Aanvullende informatie werd ingewonnen bij een handvol andere advocaten van genocideverdachten en bij Mpambara zelf. Het nawoord is van de nieuwe advocaat van Mpambara.

Deze eenzijdige oriëntatie legt meteen het zwakke punt van het boek bloot. De VU-studenten plaatsen vraagtekens bij de manier waarop het strafrechtelijk onderzoek is uitgevoerd, maar plegen geen wederhoor bij degenen die daarvoor verantwoordelijk waren. De enige ambtenaar die als bron gebruikt is, zegt desgevraagd dat hij zich niet kan vinden in passages die deels aan zijn informatie worden toegeschreven.

Ook raadplegen de studenten geen onafhankelijke genocide-experts of slachtofferorganisaties. De vragen waar ze logischerwijs mee blijven zitten lossen de studenten op door zelf te gaan speculeren. Een riskante aanpak, zo blijkt. „Een nuttig boekje waar veel van te leren valt, maar nauwelijks wetenschappelijk te noemen. Er valt inhoudelijk nogal wat op af te dingen”, oordeelt Martin Witteveen, die als rechter-commissaris tientallen getuigen in Rwanda heeft ondervraagd. „Eerder een pleidooi dat nooit gehouden is.”

Of dat een zuiver pleidooi is, is echter de vraag. Tussen de ‘deskundigen en betrokkenen’ die volgens het boek hebben geholpen om inzicht in de zaak te krijgen, treffen we een advocaat aan die zich de woede van Afrika-kenners op de hals heeft gehaald door in een Belgisch tijdschrift Tutsi-getuigen te omschrijven als ‘vampiers’ en het Rwanda-tribunaal van de Verenigde Naties (ICTR) als een ‘Hutu-vleesmolen’.

Een andere bron van het boek verstoorde een paar jaar geleden een internationaal kunstproject over de genocide en een derde kreeg afgelopen zomer nog forse kritiek van Genocide Watch. Naast de zakelijke belangen die de geraadpleegde advocaten bij de uitkomst van het onderzoek hebben, blijken deze bronnen er dus nog andere sentimenten op na te houden die niet zullen hebben bijgedragen aan de objectiviteit van hun informatie.

   Geen compassie

Waarom ‘Gerede Twijfel’ de zaak van Mpambara heeft geaccepteerd wordt niet duidelijk. Mpambara heeft zijn rol in de genocide tegen de Tutsi-minderheid altijd ontkend, lezen we in het boek, maar hij beweert ook dat hij niets gemerkt heeft van genocide in zijn omgeving. Daar zouden alleen gevechten met rebellen hebben plaatsgevonden. De rechtbank in Den Haag beoordeelde deze ‘cynische ontkenning’ van de volkerenmoord als een aperte leugen en een minachting van de realiteit.

Er valt wat te zeggen voor dit harde oordeel want nergens was de genocide zo duidelijk als in de streek waar Mpambara woonde. Zijn dorp ligt op de grens van twee gemeenten, Gishyita en Rwamatamu, waar volgens onderzoek van de KU Leuven respectievelijk 26 procent en 20 procent van de totale bevolking is uitgemoord. De oorlog met de toenmalige rebellen, het Rwandees Patriottisch Front (RPF), heeft die regio nooit bereikt en kan dus niet dienen als een verklaring voor het geweld.

Volgens overlevenden die zijn verhoord door het ICTR heeft de familie van Mpambara militairen en leden van de extremistische Interahamwe-militie gehuisvest. Mpambara zelf is bij verschillende ICTR-zaken aangemerkt als dader en als een van de leiders van een bijeenkomst waar aanvallen op Tutsi’s werden gepland. Hoewel het boek anders suggereert, dateren deze verklaringen van jaren voordat Nederland het onderzoek naar hem startte.

In Een Rwandees Kaartenhuis vinden we niets terug van deze aspecten. De milde houding van de VU-studenten is des te meer opmerkelijk omdat zij in de gerechtelijke uitspraak uit 2009 ook gelezen zullen hebben ‘[…] dat verdachte zich ter zitting heeft laten ontvallen dat de rechtbank zich niet alleen zou moeten afvragen of Hutu’s de Tutsi’s hebben doodgemaakt maar ook ‘wat de Tutsi heeft gedaan om de dood te verdienen’.’

Volgens de rechters kunnen de uitlatingen van Mpambara moeilijk anders worden begrepen dan dat hij nog steeds de anti-Tutsi-ideologie aanhangt. Het gerechtshof onderstreept deze opvatting twee jaar later in hoger beroep door Mpambara te verwijten dat hij niet op zijn extremistische uitlatingen is teruggekomen en dat hij ook in algemene zin geen compassie heeft getoond met het lot van de Tutsi’s.

   Verguisde helden

Zo coulant als de VU-studenten met Mpambara omgaan, zo scherp beoordelen zij de getuigen die belastende verklaringen tegen hem hebben afgelegd. Zij richten hun pijlen niet alleen op getuigen uit Rwanda, maar ook op een Duitse getuige die in het boek het pseudoniem ‘Bauer’ meekrijgt. In werkelijkheid gaat het om dr. Wolfgang Blam, werkzaam voor de Duitse Ontwikkelingsorganisatie (DED) tijdens de start van de genocide in Rwanda.

Volgens het gerechtshof is wettig bewezen dat dokter Blam en zijn Rwandese vrouw Jacqueline Mukandanga urenlang gevangen zijn gehouden en geterroriseerd door Mpambara. Maar de VU-studenten vertrouwen het verhaal niet. Zij verdenken de Duitse arts er zelfs van dat hij schriftelijk bewijsmateriaal heeft vervalst. Een handschriftanalyse weerlegt dat, maar welk motief Blam gehad zou kunnen hebben om Mpambara erin te luizen leggen de onderzoekers niet uit.

Jacqueline Mukandanga en Wolfgang Blam

Het opmerkelijke verhaal van dokter Blam is bekend uit publicaties van historici en mensenrechtenorganisaties. Hij was werkzaam in het ziekenhuis van Kibuye, een stad in het westen van Rwanda, toen begin april 1994 de genocide uitbrak. Nadat een paar dagen later alle buitenlanders werden geëvacueerd, bleef Blam met zijn vrouw en kind op zijn post omdat hij op dat moment al tien onderduikers onder zijn hoede had.

Samen met zijn collega, dr. Leonard Hitimana, trotseerde Blam wekenlang de extremistische milities. De dokters haalden gewonde slachtoffers van straat, verborgen complete families en voorzagen bedreigde vluchtelingen van de eerste levensbehoeften. Na een massamoord in een school wist Blam nog een paar kinderen te redden uit een berg aan stukken gehakte lijken, waar ze voor dood waren achtergelaten.

Ondanks hun moedige verzet moesten de dokters machteloos toezien hoe mensen die ze eerder hadden gered alsnog werden afgeslacht. Na drie weken waren vrijwel alle Tutsi’s in Kibuye uitgemoord. De persoonlijke dreiging voor het gezin werd uiteindelijk onhoudbaar, zodat ze besloten te vluchten. De ambulance van het ziekenhuis zou ze onder begeleiding van een gendarme naar de grens met Congo brengen.

Ver kwamen ze niet. Na 30 kilometer werd de ambulance tegengehouden in Mugonero, het dorp van Mpambara, die volgens Blam als leider van de plaatselijke militie optrad. Blam vermoedde dat het een valstrik was van de prefect van Kibuye. Die had weliswaar een document verstrekt waarmee ze naar de grens konden reizen, maar een van de militieleden bij de wegversperring kenden ze al uit Kibuye. Kort na de aanhouding vertrok de man weer.

Het paar en hun twee maanden oude baby werden meegenomen naar de winkel van Mpambara’s vader. Onder de luifel van het gebouw werd Jacqueline langdurig beschimpt en met de dood bedreigd. Moedig optreden van de meegereisde gendarme voorkwam erger. Na uren onderhandelen stuurde Mpambara de chauffeur van de ambulance met een brief naar Charles Sikubwabo, de burgemeester van Gishyita, om hem over het lot van Jacqueline te laten beslissen.

Het antwoord van Sikubwabo zou haar redding betekenen: ‘Stuur ze terug naar Kibuye want we weten niet of ze officieel getrouwd zijn’, schrijft de burgemeester op de achterkant van de brief. ‘Wat betreft de vrouw: dat moeten we opzoeken in de desbetreffende boeken. Pas op dat de relatie met Duitsland niet beschadigd wordt.’

   Het burgemeestersmysterie

De VU-studenten zijn bijzonder sceptisch over dit verhaal. Vooral de briefwisseling tussen Mpambara en burgemeester Sikubwabo vinden zij erg raadselachtig. De winkel van Mpambara bevond zich namelijk niet in Gishyita, maar net over de gemeentegrens in Rwamatamu. De brief zou volgens de studenten dus naar de ‘verkeerde’ burgemeester zijn gestuurd, een fout die Mpambara – of een andere Rwandees – nooit gemaakt zou hebben.

Het burgemeestersmysterie is echter minder ingewikkeld dan het lijkt. Jacqueline stond geregistreerd in Gishyita en niet in Rwamatamu. De uitkomst van de onderhandelingen met Mpambara hing af van de vraag of Jacqueline en haar kind gewone Tutsi’s waren die zich moesten onderwerpen aan de wil van het volk, of het gezin van een Duitser. Alleen de burgemeester van haar gemeente kon daarover beslissen.

Kort na het incident in Mugonero is dokter Hitimana, de collega van Blam, naar Sikubwabo toegegaan om een huwelijkscertificaat te regelen voor het paar, wat deze interpretatie ondersteunt. Overigens was Sikubwabo, een oud-militair, zelf een belangrijke militieleider die zich tijdens de genocide weinig aantrok van gemeentegrenzen.

Het aantal misverstanden over het incident in Mugonero is hiermee nog niet ten einde. In Een Rwandees Kaartenhuis plaatsen de studenten nog de volgende kritische opmerking: ‘Een verhoor met Léonard [Hitimana] had misschien aanknopingspunten kunnen bieden voor de identiteit van Pierre [de chauffeur] en de gendarme en hun verblijfplaats. Het is onbekend waarom Léonard nooit is verhoord.’

Ook deze vraag is snel beantwoord. Dokter Hitimana wordt sinds 2003 vermist. De toedracht van zijn verdwijning is nooit opgehelderd maar kan een politieke achtergrond hebben omdat hij destijds in het parlement zat. De Nederlandse recherche is pas in 2006 naar Rwanda gegaan en kon hem dus onmogelijk ondervragen.

   Valse verklaringen

De misverstanden over het incident zijn tekenend voor de gaten in het onderzoek van ‘Gerede Twijfel’. Toch is de informatie makkelijk te vinden. Het verhaal van Wolfgang Blam is al in november 1994 gepubliceerd, dus kort na de genocide, inclusief een verwijzing naar de briefwisseling. Het reisdocument van de prefect en de gemiste getuigenverklaringen zijn te vinden in het digitale archief van het ICTR. De verdwijning van Leonard Hitimana is ruimschoots onder de aandacht gebracht door Amnesty International en Rwanda-critici.

Hoewel het studentenproject van de VU niet inhoudelijk reageert op vragen van mijn kant voert een van de begeleiders, Annelies Vredeveldt, als excuus aan dat ze in de regel geen andere publicaties raadplegen dan het zaakdossier. Maar, zoals uit onderstaande voorbeelden duidelijk wordt, gaat dit in de zaak van Mpambara niet op. Bij andere aspecten van de zaak is namelijk wél aanvullend materiaal gebruikt.

Een Rwandees Kaartenhuis besteedt bijvoorbeeld ruimschoots aandacht aan een verwante rechtszaak uit Canada uit 2013. De verdachte in die zaak, Jacques Mungwarere, was net als Mpambara beschuldigd van deelname aan de massamoord op 3.000 mensen in een ziekenhuiscomplex nabij Mugonero. Aan de hand van informatie uit Canada suggereren de onderzoekers dat de meeste getuigen die in beide zaken zijn verhoord onbetrouwbaar zouden zijn.

Die opvatting is gebaseerd op drie anonieme getuigen die tijdens het proces in Canada bekenden dat zij belastende feiten over Mungwarere hadden verzonnen en dat andere getuigen hetzelfde gedaan zouden hebben. De reden van hun plotselinge inkeer is echter niet onderzocht, hoewel een van hen vertelde dat hij uit angst voor de familie van Mungwarere moest verhuizen. Twee van de drie beweerden overigens dat zij over Mpambara wel naar waarheid hebben verklaard.

Volgens rechter-commissaris Martin Witteveen is de mogelijke invloed van de onbetrouwbare getuigen op de zaak van Mpambara zeer beperkt. Er zijn meer dan honderd verklaringen verzameld in acht verschillende landen. „Er zijn vele getuigen, die hem hebben aangewezen”, meent Witteveen, „het bewijs was niet afhankelijk van de betwiste getuigen.”

   Shoppen bij de wetenschap

Andere argumenten om de betrouwbaarheid van getuigen ter discussie te stellen zoeken de VU-studenten in de wetenschappelijke literatuur. Dit levert een bekend dilemma op. In de wetenschap wordt zoveel gepubliceerd dat iedereen er wel iets van zijn gading tussen vindt. Desnoods masseer je de informatie een beetje. In het boek komen we een paar illustratieve voorbeelden tegen.

Een van de studies waar de studenten hun oordeel aan ophangen, heeft volgens de onderzoekers de afstand bepaald waarop je iemand nog goed kan herkennen. Die afstand zou vijftien meter bedragen. Ooggetuigen die Mpambara vanaf een grotere afstand hebben herkend zouden volgens de studenten dus niet betrouwbaar zijn.

De aangehaalde studie gaat in feite over iets anders: het kunnen onderscheiden van mensen die veel op elkaar lijken. In het experiment waren portretfoto’s van beroemdheden zoals Bill Clinton en Bruce Willis naast foto’s van lookalikes gehangen. Zonder lookalike ernaast was de afstand geen vijftien, maar meer dan zestig meter.

Recenter onderzoek, onder andere van de Universiteit van Texas, heeft bovendien aangetoond dat fysieke kenmerken en beweging een grotere rol spelen bij herkenning dan het gezicht. Mensen werden nog herkend als hun gezicht onzichtbaar was gemaakt. Volgens de wetenschappers is dat niet zo gek. Evolutionair gezien is het immers een voordeel om vanaf een veilige afstand te kunnen bepalen of je met een vriend of vijand te maken hebt.

Verder verwijst het boek naar een studie over de invloed van stress op het geheugen. De genocideslachtoffers zijn getraumatiseerd. Hun herinneringen aan de daders zouden daarom minder betrouwbaar zijn. Maar ook deze studie is niet bijster relevant voor de zaak van Mpambara. De studie onderzocht het identificeren van een onbekende dader, maar de meeste ooggetuigen kenden Mpambara al heel lang. Zij hoefden geen ‘nieuw’ gezicht te onthouden.

Merkwaardig genoeg vergeten de VU-studenten de invloed van stress op het vormen van herinneringen als zij tegenstrijdigheden in de getuigenverklaringen onder de loep nemen. Het gaat dan meestal over triviale details zoals de kleur van een auto, de plek waar iemand in- of uitstapte, welke kleren de dader droeg, etc.

Maar herinneringen aan details die voor de slachtoffers helemaal niet relevant waren op het moment dat de misdaden werden gepleegd, zijn vanzelfsprekend minder goed opgeslagen in het geheugen dan bijvoorbeeld de persoon van de dader of het wapen dat werd gebruikt. Zoveel jaar na dato zou het ontbreken van inconsistenties in de verklaringen juist verdacht zijn.

   Eenzijdig pleidooi

Het VU-onderzoek maakt duidelijk hoe lastig het is om feiten te beoordelen die lang geleden in een ver land met een vreemde cultuur hebben plaatsgevonden. Dat geldt niet alleen voor de rechters die de zaak van Mpambara hebben behandeld, maar natuurlijk ook voor de studenten van ‘Gerede twijfel’ zelf. Helaas lijken zij met dit laatste geen rekening te hebben gehouden.

De studenten doen wel hun best en zij komen dan ook tot een paar sterke kritiekpunten. Zoals het ontbreken van de mogelijkheid voor de rechter om rechtstreeks vragen te stellen aan getuigen tijdens de zittingen (er was geen videoverbinding met getuigen in het buitenland) en de onduidelijkheden over een lijst getuigen die Mpambara al eens genoemd hadden bij eerdere onderzoeken in Rwanda in 1999 (in het boek aangeduid als het Cyangugu-dossier). Het is echter wat overdreven om dat als rechterlijke dwalingen aan te merken.

Maar de eenzijdige oriëntatie bij personen met een zakelijk of politiek-activistisch belang, en het gebrek aan achtergrondkennis over de genocide, wreekt zich elke keer als er feiten niet begrepen worden en hun fantasie op hol slaat. Dit vertaalt zich achterin het boek in conclusies die als het ware uit de lucht komen vallen en die in de tekst nauwelijks onderbouwd zijn. Zo stelt het boek dat Nederland regelrecht in de armen van de Rwandese overheid zou zijn gelopen. De Rwandese overheid zou de getuigen hebben aangeleverd en mogelijk hun verklaringen hebben beïnvloed. Een motief wordt niet vermeld.

Eerder in het boek wordt gesteld dat Rwanda geen onderzoek tegen Mpambara had lopen toen Nederland een rechtshulpverzoek indiende. Als persoon was hij niet van politiek belang. In de gerechtelijke uitspraak staat bovendien dat er aanvankelijk weliswaar acht getuigen zijn opgespoord en verhoord door de Rwandese politie, maar dat de andere getuigen door de Nederlandse recherche zijn opgespoord.

„Er is nooit iets gebleken van beïnvloeding”, stelt Witteveen resoluut. „Het lijkt me niet waarschijnlijk. Overigens wordt er ook geen bewijs geleverd van beïnvloeding. Verder dan dat er beïnvloeding kan hebben plaatsgevonden komt het niet.” Ook in de veelvuldig aangehaalde rechtszaak in Canada werd de vermeende invloed van de Rwandese overheid niet bewezen geacht. Volgens het vonnis van de Canadese rechter was er juist meer bewijs voor het tegendeel.

In het boek van ‘Gerede Twijfel’ is het vergeefs zoeken naar dergelijke nuances. Dat is jammer, want de affiliatie met de Vrije Universiteit suggereert een garantie voor wetenschappelijke objectiviteit. Nu lijkt het erop dat de studenten zich voor het karretje van een groepje belanghebbenden hebben laten spannen.

De zaak is aangemeld bij ‘Gerede Twijfel’ door iemand die net als verschillende adviseurs van het project goed bevriend is met een politieke rivaal van de Rwandese president, en die er naar eigen zeggen complottheorieën op na houdt om de vervolging van Mpambara te verklaren. Blijkbaar zijn de studenten hierdoor geprimed. Geïnteresseerden die het boek nietsvermoedend aanschaffen, komen met het eenzijdige pleidooi in Een Rwandees Kaartenhuis dan ook bedrogen uit.

Door ravage

Abonneer
Laat het weten als er

*

3 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties
M.Ameling
6 jaren geleden

Voor het karretje gespannen door de Reandese regering Josje.? Dispiceble

Jos van Oijen
6 jaren geleden
Antwoord aan  M.Ameling

Dit is de standaardreactie van personen die geen inhoudelijke argumenten hebben. Zelfs al was het waar wat Ameling suggereert (en dat is het niet) verandert het niets aan de feiten die ik presenteer. Die kunnen door iedereen gecontroleerd worden – ook door de VU-studenten en door Ameling zelf.

Guy S.E.E Beaujot
6 jaren geleden
Antwoord aan  M.Ameling

Eerst leren foutloos te schrijven vooraleer u een goed gedocumenteerd document als verachtelijk bestempelt en de auteur valselijk beschuldigt. Valse beschuldigingen kunnen strafrechtelijk vervolgd worden. Uw denigrerend josje toont wie u werkelijk bent, een onbeduidend schepsel.