Bij Privacy First vraagt men zich na tien jaar juridische strijd af of de rechterlijke macht eigenlijk wel voldoende geëquipeerd is voor zaken die in het teken staan van het recht op privacy.
door Bas Filippini
Afgelopen week heeft de rechter uitspraak gedaan in mijn zaak voor het behoud van het recht om cashbetalingen te kunnen blijven doen bij overheidsdiensten. Dit vanuit de idee dat ik anonieme betalingen wil kunnen doen in het geval mijn persoonsgegevens hierin betrokken worden en dat ik geen keuzevrijheid heb bij het afnemen van een monopolistische overheidsdienst.
Mijn irritatie over de onstuitbare controlewaanzin van overheden, goedbedoeld ambtelijk amateurisme en het vilein omdraaien van rechtsprincipes zijn de redenen om in vele zaken (maar zeker in deze zaak) de rechter in te zetten. De rechter besloot echter dat er in deze zaak geen inbreuk zou zijn op de privacy en heeft de zaak daarmee terzijde geschoven zonder de principiële en inhoudelijke kant in behandeling te nemen.
Juridische struisvogelpolitiek
Na tien jaar principiële rechtszaken voeren kan ik wel concluderen dat ons rechtssysteem zich niet kan verweren tegen politieke en ambtelijke uitholling van binnenuit. Er ontbreekt een belangrijke check & balance, namelijk toetsing van wetgeving aan de Grondwet door een onafhankelijk rechterlijk college zoals in Duitsland het Hof van Karlsruhe.
Steeds weer duiken Nederlandse rechters in dit soort zaken weg vanuit de argumentatie dat zij niet ‘over’ de wetgeving heen recht kunnen spreken, dat de gekozen route bestuursrechtelijk hetzij strafrechtelijk gevoerd had moeten worden, dat Privacy First of daarvoor optredende eisers niet ontvankelijk zijn om de rechtszaak te voeren en zo nog meer redenen om maar vooral niet tot een principiële uitspraak te hoeven komen. Verder en verder glijdt Nederland daardoor af in plaats van juist sterker uit de strijd te komen vanuit nieuwe technologie en mogelijkheden om eeuwenoude rechtsprincipes te beschermen.
Zo ook weer in onze zaak om anoniem (cash) te kunnen betalen voor parkeren. Privacy First gaat hierbij uit van het recht op anonimiteit in de openbare ruimte en het recht op anonieme betaling met contant geld, dan wel een ander waterdicht technologisch alternatief. Opvallend aan deze zaak (en ook onze eerdere zaak over trajectcontroles) is dat de rechter niet inhoudelijk wenst te toetsen. De rechter beargumenteert ten onrechte dat de privacy hier niet in het geding is en komt daardoor niet aan toetsing toe. De rechter ontduikt daarmee zijn rechterlijke verantwoordelijkheid, als een soort juridische struisvogelpolitiek.
In de optiek van Privacy First is het recht op privacy hier wel degelijk in het geding: middels kentekenparkeren heeft de overheid immers onbeperkt zicht op wie waar en wanneer in Nederland parkeert. Dit is in strijd met het recht van burgers om in eigen land vrij en anoniem te kunnen reizen en parkeren. Dit wordt nog verergerd door het gebrek aan contante betaalmogelijkheid: middels elektronische betaling is immers traceerbaar wie waar en wanneer parkeert. Daarmee vormt verplicht kentekenparkeren met verplichte elektronische betaling een dubbele privacyschending.
Hoger beroep
De arrogante overheidshouding is stuitend als men bedenkt dat de Hoge Raad reeds bepaald heeft dat invoering van het kenteken niet verplicht mag worden gesteld en de Nederlandse gemeenten hier gewoon mee doorgaan, een reis- en verblijfsdatabase optuigen buiten het zicht van de burger. Privacy First heeft daarom in kort geding geëist om dit gedrag van gemeenten te verbieden, waarna de rechter dit afwees wegens zogenaamde ‘complexiteit’… complex van wat en voor wie?
De huidige bodemprocedure bij de belastingrechter heeft meer dan een jaar geduurd, met maar liefst twee rechtszittingen en tussentijdse verwijzing van enkelvoudige naar meervoudige kamer (vanwege de complexiteit van deze principiële zaak van groot maatschappelijk belang). Met als resultaat echter opnieuw een oppervlakkig en halfslachtig vonnis waarin vrijwel niets inhoudelijk en kritisch wordt getoetst, het zogenaamde ‘ontwijk- of struisvogelvonnis’ dat wij inmiddels gewend zijn bij principiële (privacy)zaken.
Privacy First gaat nu in hoger beroep en hoopt dat het Hof Amsterdam wél in staat zal zijn (en de rechterlijke moed zal hebben) om alsnog een kritische uitspraak te doen. Het gaat in deze zaak immers om principiële kwesties die de hele bevolking aangaan: anonimiteit in de openbare ruimte en het recht om contant te betalen. Nieuwe technologie zou voor deze uitgangspunten ingezet moeten worden in plaats van deze uit te hollen en te vernietigen.
Contant geld is een wettig betaalmiddel. In monopoliesituaties hebben burgers het recht om te kunnen kiezen tussen elektronische en contante betaling, zo luidt de formele Nederlandse consensus. In 2015 verscheen hierover een uitvoerig rapport van het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (MOB) waarin dit standpunt unaniem wordt onderschreven door alle Nederlandse organisaties die zich met betaalverkeer bezighouden, waaronder de Nederlandsche Bank.
Kentekenparkeren is een monopoliesituatie: de parkeerder kan hiervoor maar bij één partij terecht. Reeds daarom zou contante betaling mogelijk moeten zijn. Dit is immers het enige betaalmiddel dat anonimiteit garandeert. Contant geld is bovendien een kwestie van Europees recht.
Recht op anoniem betalen
In hoger beroep zal Privacy First dan ook trachten te bewerkstelligen dat deze kwestie aan het Europees Hof van Justitie in Luxemburg wordt voorgelegd. Hierover bestaat immers nog geen jurisprudentie, terwijl deze kwestie voor alle Europeanen van belang is en steeds belangrijker wordt naarmate cash geld steeds meer wordt uitgebannen en het recht op anonieme betaling in toenemende mate onder druk komt te staan. In de huidige uitspraak van de rechtbank Amsterdam valt niets van dit alles terug te lezen. Het is een wereldvreemd vonnis dat totaal los lijkt te staan van de juridische en feitelijke realiteit.
Privacy First vraagt zich inmiddels af: is de Nederlandse rechterlijke macht eigenlijk wel geëquipeerd voor dit soort zaken? Is er bij de rechterlijke macht voldoende kennis aanwezig van het privacyrecht en ICT-kennis om deze zaken goed en grondig te kunnen behandelen? Beseft de rechterlijke macht welke implicaties het heeft om dit soort privacyschendende ontwikkelingen volstrekt ongemoeid te laten? Tot welk soort maatschappij gaat dit leiden?
Privacy First staat voor Nederland Privacy Gidsland en de inzet van nieuwe technologie ter versterking van de rechtsstaat. Vanuit principes. Niet vanuit politiek opportunisme.
Door de EU “die ons zoveel voordelen brengt” en de gevaren van haar nieuwe PSD2 directive, die Europese banken de plicht oplegt om “na toestemming” al onze financiële privé data te delen met derde partijen, is onze privacy wederom in gevaar. Iedereen voelt op zijn/haar klompen aan dat dit fout gaat lopen.
Punt is dat de overheid die ons verkwanselt aan de EU privacy ONGEWENST acht. De Europese burger moet beter controleerbaar en manipuleerbaar worden is hun devies. Vergeet privacy, onze rechten op autonomie zijn jarenlang verkwanseld aan een totalitair EU bestuur.