‘Het is goed dat er zoiets als angst bestaat. Er is dan nog maar zo weinig voor nodig om je plotseling opgewekt te voelen!’ (Anton Tsjechov)
het orgel dreunt, kreunt, gooit indringende klanken
over mijn gebogen hoofd en trillende handen
de luide muziek met zijn lange uithalen bevrijden
mij van de drukte in mijn gedachten
raast dwars door een somber denken, de omvangrijke melodie lijkt
mij met haar lange bevelende vingers naar veiliger oorden te wenken
ik geef mij over aan haar gewichtige tonen, val op mijn knieën op de
gebarsten koude stenen vloer, open mijn ogen, vouw de handen
tranen stromen over mijn bleek gelaat, de klanken roepen mij toe
houdt hoop, alles wordt beter het zal niet zo blijven
langzaam val ik voorover in een zee van licht, gedragen door
talloze handen openbaart zich een hemels, goddelijk gezicht
ik gedij in een heilzame vrede, mijn gedachten zijn eindelijk zacht en licht