Het Afrikaans Hof voor de Mensenrechten heeft bepaald dat het recht op vrije meningsuiting van de Rwandese politica Victoire Ingabire is geschonden. Andere onderdelen van haar klacht zijn door het hof verworpen.
door Jos van Oijen
Op 24 november deed het Afrikaanse Hof voor de Rechten van Volkeren en Mensenrechten (ACPHR) uitspraak over een klacht van Victoire Ingabire. Ingabire zit in Rwanda een jarenlange gevangenisstraf uit maar is van mening dat haar recht op een eerlijk proces is geschonden. De volledige tekst van de uitspraak van het hof is inmiddels gepubliceerd.
Controversiële toespraak
De veroordeling van Ingabire heeft ook in Nederland de nodige aandacht getrokken omdat zij hier zestien jaar heeft gewoond en goed was ingeburgerd. Ingabire werkte als accountant, maar daarnaast was zij ook actief voor Rwandese oppositiepartijen in ballingschap. Eerst als voorzitter van de omstreden RDR en sinds 2006 van de fusiepartij FDU-Inkingi.
Als kandidaat voor FDU-Inkingi keerde Ingabire in 2010 terug naar haar vaderland om een gooi te doen naar het presidentschap van Rwanda. Maar direct na haar aankomst in Kigali hield zij een controversiële toespraak bij het herdenkingsmonument van de genocide tegen de Tutsi’s, wat haar niet in dank werd afgenomen.
De genocide is een uiterst gevoelig onderwerp in Rwanda. In 1994 kwamen een miljoen mensen om het leven toen extremisten van de Hutu-meerderheid probeerden om de Tutsi-minderheid uit te roeien en daar ook grotendeels in slaagden. Ook gematigde Hutu’s die zich tegen de extremisten verzetten, of die voor Tutsi’s werden aangezien, zijn vermoord.
Ingabire werd gearresteerd en aangeklaagd wegens het minimaliseren van de genocide en het ondermijnen van de staatsveiligheid. Verder werd zij verdacht van steun aan een terroristische Hutu-organisatie in Congo die een restant is van de militaire vleugel van de RDR in de jaren na de genocide.
Een deel van de bewijslast is door de Nederlandse politie verzameld tijdens huiszoekingen in Zevenhuizen en Bilthoven. Ingabire werd in eerste instantie veroordeeld tot acht jaar cel hoewel verwacht werd dat zij levenslang zou krijgen. In hoger beroep is de straf in december 2013 verhoogd naar vijftien jaar.
Vrijheid van meningsuiting
Het Afrikaanse hof heeft onder meer beoordeeld of Ingabire’s recht op een eerlijk proces is gerespecteerd. Daartoe zijn de volgende specifieke rechten onder de loep genomen: het vermoeden van onschuld; het recht op verdediging; een onafhankelijke rechtspraak en wettigheid van strafbaarstelling en sancties.
Hoewel het hof constateert dat enkele procedurefouten het recht op verweer hebben geschonden, is Rwanda op de andere punten vrijgesproken. Ook is er volgens het hof geen sprake van een te vage wetgeving in Rwanda op het gebied van genocide-ideologie, wat een ander deel van Ingabire’s klacht was.
Daarnaast staat het hof uitgebreid stil bij de vraag of Ingabire’s recht op vrije meningsuiting is geschonden. Het hof wijst erop dat de vrijheid van meningsuiting geen onbeperkt recht is maar dat de wetgeving die dit recht beperkt ook niet tot elke prijs mag worden toegepast. De uitspraak over dit punt is vooral toegespitst op Ingabire’s toespraak.
Een complicerende factor is dat de tekst van de toespraak op verschillende manieren kan worden uitgelegd. Volgens Ingabire’s advocaten riep zij alleen op om naast de Tutsi-slachtoffers van de genocide ook de Hutu-slachtoffers te herdenken. Maar volgens de Rwandese justitie verwees Ingabire naar een dubbele genocide, wat in Rwanda strafbaar is.
Verschillende prominente Rwandezen die ik over dit onderwerp heb geïnterviewd, vinden de oproep om Hutu-slachtoffers te herdenken overbodig omdat zij ieder jaar samen met de Tutsi’s worden herdacht tijdens de officiële herdenkingsweek in Kigali, al gebeurt dat niet altijd onder verwijzing naar de etnische achtergronden van de slachtoffers.
„Iedereen weet wie het zijn en hun families zijn betrokken bij de ceremonie”, legt de Rwandese ambassadeur in Nederland uit. „En op lokaal niveau zijn degenen die werden vermoord omdat ze probeerden Tutsi’s te beschermen, begraven op dezelfde genocide-begraafplaats en worden zij samen met de Tutsi-slachtoffers van de genocide herdacht.”
Voordeel van de twijfel
De categorie die Ingabire wil herdenken bestaat dus niet uit Hutu-slachtoffers van de genocide tegen de Tutsi’s. Haar uitlatingen in de media laten weinig twijfel bestaan over wie er dan wél worden bedoeld, namelijk slachtoffers van het Rwandees Patriottisch Front (RPF), de rebellen die het genocidale regime hebben verdreven maar daarbij zelf ook niet zachtzinnig te werk zijn gegaan.
In interviews die Ingabire in de media heeft afgelegd gebruikte zij termen als ‘genocidale’ misdaden in relatie tot oorlogsmisdaden die aan het RPF worden toegeschreven. In sommige gevallen noemde zij de genocideslachtoffers en de RPF-slachtoffers zelfs in één adem, alsof het om uitwisselbare zaken ging.
Maar hoe pijnlijk het voor de betrokken slachtoffers en nabestaanden ook is, de bedoelde oorlogsmisdaden zijn van een andere orde dan de geplande uitroeiingscampagne tegen een hele bevolkingsgroep. Ook de schaal waarop dat gebeurde is onvergelijkbaar. Het is dan ook niet verwonderlijk dat pogingen om die zaken gelijk te stellen worden uitgelegd als het bagatelliseren van de genocide.
Voor het Afrikaanse hof was dus van belang om vast te stellen welke boodschap de tekst van Ingabire’s toespraak uitdraagt en of de wet proportioneel is toegepast. Met het oog op de tegenstrijdige versies besluit het hof uiteindelijk om Ingabire het voordeel van de twijfel te geven. In die keuze zal ongetwijfeld meespelen dat de Rwandese overheid, in tegenstelling tot de advocaten van Ingabire, niet op de hoorzitting is verschenen.
Geen maatregelen
Het oordeel van het Afrikaanse hof, dat het recht op vrijheid van meningsuiting is geschonden, betekent overigens niet dat de door Ingabire gevraagde maatregelen zijn toegewezen. Ingabire wilde dat het hof de Rwandese overheid zou gelasten om haar juridische procedure over te doen en haar in vrijheid te stellen.
‘Met betrekking tot het invrijheidstellings-verzoek van de verzoekster heeft het hof reeds vastgesteld dat het een dergelijke maatregel slechts in uitzonderlijke en onvergeeflijke omstandigheden rechtstreeks kan gelasten’, schrijft het hof. ‘In dit geval heeft verzoekster dergelijke omstandigheden niet aangetoond.’
Het hof voegt daar nog wel aan toe dat Rwanda zelf een dergelijke maatregel zou kunnen overwegen. Maar of dat zal gebeuren lijkt niet erg waarschijnlijk. Daar waar het Afrikaanse hof de milde interpretatie van Ingabire’s toespraak heeft aangehouden, heeft het Rwandese hof van beroep zich op de andere versie gebaseerd.
Bovendien staat Ingabire’s veroordeling wegens steun aan een terroristische organisatie los van dit verhaal. De feiten die daarvoor zijn aangedragen zijn een stuk moeilijker te weerleggen. Een vervroegde invrijheidstelling of strafvermindering zal daarom naar alle waarschijnlijkheid voorlopig nog een illusie blijven.
Amnestyrapport : SHROUDED IN SECRECY: ILLEGAL DETENTION AND TORTURE BY MILITARY INTELLIGENCE bewijst dat de getuigen in het proces in Rwanda tegen Victoire Ingabire vòòr hun getuigenis eerst maanden werden gemarteld. Jos van Oijen vindt echter toch dat dit proces “eerlijk” was. Het zal u misschien zijn opgevallen, lezers van dit sympathieke niet papieren tijdschrift , dat Jos alleen maar (en niet weinig) stukken schrijft waarin het regime van Kagame wordt gesteund. Hij gaat, as we speak, tekeer tegen Joel Voordewind (kamerlid CU) omdat die iets onaardigs over Kagame en zijn regime liet optekenen. Hoe lang dulden jullie deze trol nog in je tijdschrift ?
Ik heb het even nagekeken maar de informatie van Hofdijk is zoals altijd verzonnen. Het rapport van Amnesty International vermeldt nergens dat de getuigen gemarteld zouden zijn, laat staan dat dat bewezen is. Amnesty vond alleen dat de rechter ze toch had moeten vragen of er verklaringen waren afgedwongen.
We hebben het hier over iets anders, namelijk de uitspraak van het Afrikaanse hof voor mensenrechten over een klacht van Victoire Ingabire. In die procedure is dit niet aan de orde geweest. De veroordeling wegens samenzwering en terrorisme ook niet. Kamerlid Voordewind meende van wel, op basis van fouten in een artikel in Vrij Nederland.
Ik heb Voordewind een paar vragen gesteld en hem de Engelstalige versie van de uitspraak toegestuurd, zodat hij zelfstandig kan bepalen wat er in staat. Ik heb nog nooit een artikel over politiek geschreven, dus ook niet ter ondersteuning van Kagame.
Ik denk dat de lezers van Ravage inmiddels wel weten wie de trol is. meneer Hofdijk, net als iedereen die uw gedrag op Twitter volgt: met uw ge-photoshopte nieuwsberichtjes en verdachtmakingen, en net als de mensen die u weleens schreeuwend aan de deur hebben gehad.
Zo aan het eind van het jaar is het goed om eens terug te blikken. In diverse cellen in Rwanda zitten mensen die in Nederland thuishoren, met in Nederland verscheurde families. Vlak na de politieke aspiraties van Victoire doken dubbel anonieme verklaringen op die niet te controleren zijn en ,niet onbelangrijk, afkomstig uit een land waar het onrecht regeert. Stapels rapporten van Amnesty, HRW en de UN onderschrijven dat laatste. Desalniettemin vindt Jos dat het allemaal wel meevalt, wie is Jos ? Waarom maakt Jos zich zo sterk voor dit regime ? Hij was nooit in Rwanda, heeft geen enkele band met dat land, maar vindt het wel nodig een ieder die zich inzet voor een fatsoenlijke rechtsgang zwart te maken op een uiterst hinderlijke manier. Hij valt namelijk hoofdredacteuren van journalisten lastig en trolt directeuren van scholen waar lezingen werden gehouden, etc etc . Waarom ?
Jan Hofdijk is bang dat andere mensen ook eens in de documentatie zullen duiken en er dan achter komen dat ze voortdurend worden voorgelogen.
Mijn kritiek op – al dan niet bewuste – fouten die schadelijk zijn voor genocideslachtoffers en het vredesproces in centraal Afrika is niet automatisch een stem voor het regime in Kigali, meneer Hofdijk, hoe vaak en hoe hard je dat ook roept. De lezers van Ravage zijn slim genoeg om dat verschil te zien.
On December 6, the UN Committee Against Torture released its concluding observations after a routine review of the situation in Rwanda. During the review, committee members raised concerns about serious violations – including torture, extrajudicial executions, enforced disappearances, and intimidation of journalists, human rights defenders and opposition party members – and asked numerous, precise questions about the Rwandan government’s actions.
The Rwandan government’s response was to deny, deny, deny. On illegal detention and abuse in military camps, despite overwhelming evidence to the contrary, the government wrote in its final submission to the committee that, “we want to repeat and insist that there are no unofficial or secret places of detention in Rwanda.”
In October, Human Rights Watch issued a report documenting abuses in military camps around Kigali, the capital, and in the northwest. For at least the last seven years, Rwanda’s military has frequently detained and tortured people, beating them, asphyxiating them, using electric shocks and staging mock executions. Most of the detainees were disappeared and held incommunicado, meaning they had no contact with family, friends, or legal counsel. Many were held for months on end in deplorable conditions. We continue to receive information about new abuses.
Many of those tortured were forced to confess to crimes against state security and later transferred to official detention centers. Instead of keeping quiet, scores of victims dared to speak up at their trials. When the committee asked the Rwandan government why judges did not investigate when defendants said in the courtroom that they had been tortured – which the government is required to do under the Convention against Torture – the government simply presented a table in its report asserting that no one alleged they were tortured in trials from 2013 to 2017.
De relevantie van dit citaat is niet duidelijk. Misschien wil Hofdijk het als excuus gebruiken voor zijn eigen nep-nieuws berichten en getreiter, alsof het ene kwaad het andere opheft.
Voor de eventuele geïnteresseerden: Het citaat is van Ida Sawyer, Human Rights Watch directeur voor centraal Afrika in Brussel, en de context is een recent rapport van de OHCHR-commissie tegen martelen over Rwanda. In dat rapport staat dat er tussen 2011 en 2016 29 mensen hebben geklaagd dat ze waren gemarteld en dat er sinds 2012 slechts 11 gevallen van marteling voor de rechter zijn gebracht in Rwanda (zes veroordelingen). De commissie spreekt bovendien de vrees uit dat er wellicht meer gevallen zijn die nooit bekend worden en wijst op een lijst namen van verdwenen personen. Dat zijn stuk voor stuk ernstige zaken die de aandacht verdienen die ze van de mensenrechtenorganisaties ook uitvoerig krijgen. Het OCHCR-rapport is hier te downloaden: http://tbinternet.ohchr.org/Treaties/CAT/Shared%20Documents/RWA/CAT_C_RWA_CO_2_29670_E.pdf
Met de zaken van Ingabire en die van de Nederlandse genocideverdachten heeft dit echter niets te maken, ondanks Hofdijks beweringen en suggesties daarover.