verscholen vanuit het duister staar ik
met ogen samengeknepen tot spleetjes
naar het licht van buiten
zie de ijle lucht, zie de contouren van
bomen en struiken
ik voel een ontluikend verlangen naar
deze bron van licht en leven, voorzichtig
schuif ik langs de stenen muur, mijn blote
voeten staan onvast op de ongelijke grond
ik strek mijn arm, wind doet mijn vingers
licht bewegen
ik waag mijn bovenlijf hellend naar voren
mijn lange haar waait langs mijn ogen
langs mijn mond, het lijkt mijn gezicht
geruststellend te willen strelen, mijn
tenen voelen het ruwe hoge gras, het
prikt tegen mijn onderbenen
ik vul mijn longen met de frisse
prikkelende wind, slaak een diepe
zucht, spreid de armen, en wentel
mij vol overgave dansend en spelend
in deze bevrijdende vlucht