De rechtbank in Den Haag acht zichzelf onbevoegd om een oordeel te geven over afschaffing van het referendum door het kabinet. De Eerste Kamer neemt volgende week een besluit.
Het platform Meer Democratie toog 20 juni naar de rechtbank in Den Haag om afschaffing van het raadgevend referendum tegen te gaan. Woensdag liet de rechtbank echter weten dat ‘de vorderingen de taak en bevoegdheid van de rechter te buitengaan’. Volgens de rechtbank is het ‘aan de regering en de Staten-Generaal om af te wegen of, wanneer en in welke vorm het raadgevend referendum wordt ingetrokken‘.
Dit omdat ‘het proces van politieke besluitvorming en afweging van alle betrokken belangen nu nog gaande is. De rechter mag niet ingrijpen in dit proces door nu al een oordeel te vellen over de Intrekkingswet’. Er komt dus geen vonnis op 1 augustus, zoals eerder wel voorzien. „Dit is zeer teleurstellend”, meldt woordvoerder Niesco Dubbelboer van Meer Democratie. „Nadat de Raad van State zich eerder onbevoegd verklaarde, weigert nu ook de Haagse rechtbank een inhoudelijk oordeel te geven.”
Tijdens een debat in de Eerste Kamer van afgelopen dinsdag over het wetsvoorstel van minister Ollongren voor afschaffing van de volksraadpleging, zei dezelfde bewindsvrouw al toe dat het kabinet niet wilde wachten op het oordeel van de rechter. Ollongren hamerde erop dat het maken van wetten in principe losstaat van uitspraken van de rechter. „Er is geen noodzaak, het is niet verstandig en ten sterkste af te raden”, aldus de ondemocratische D66’er.
Het raadgevend referendum is geïntroduceerd als opmaat naar een correctief bindend referendum. Naar de mening van het kabinet is de politieke steun voor het correctief bindend referendum sindsdien afgebrokkeld en daarmee als beoogd einddoel voorlopig uit zicht. Na een hoofdelijke stemming schaarde een meerderheid (76 Kamerleden voor, 69 tegen) van de Tweede Kamer zich op 22 februari achter het kabinetsvoorstel.
Tijdens het debat van dinsdag in de Eerste Kamer klonk vanuit diverse fracties kritiek op het kabinetsvoornemen. Zo wezen de fracties van de PVV, SP, 50+ en PvdD er bijvoorbeeld op dat niet het referendum zelf tot teleurstelling leidt, maar de manier waarop de regering met de uitslag van referenda omgaat. De fracties van VVD, CDA en D66 hebben begrip voor het kabinetsvoornemen. Zij vinden dat het raadgevend referendum het verkeerde instrument is om de afstand tussen burger en politiek te verkleinen.
Op 10 juli stemmen de senatoren hoofdelijk over het wetsvoorstel.