Nadat Fréderike Geerdink in 2015 vanwege haar werk als Nederlandse correspondente Turkije werd uitgezet, trok ze in 2016 naar Irak en Syrië. Ze begaf zich een jaar lang tussen strijders van de Koerdische PKK.

     door Hector Reban

‘Ik wil met dit project een ander soort journalistiek bedrijven’, schrijft de Nederlandse journaliste en Turkije-correspondente Fréderike Geerdink over het jaar dat zij embedded bij de Koerdische Arbeiderspartij PKK verbleef. Het doel dat ze voor ogen heeft is een groter portret te schetsen van de troepen die in het Midden-Oosten strijden onder de ideologie van oprichter Abdullah Öcalan. Met meer achtergrond en context – zaken die tegenwoordig al gauw sneuvelen in media die worden gedomineerd door korte termijn en hypes.

Uiteraard komt in zo’n geval de vraag naar haar onafhankelijkheid al snel boven drijven, een vraag waarvan Geerdink weet dat die beantwoord moet worden. Naar eigen zeggen schrijft ze voor haar lezers, niet voor de PKK. Wonend als correspondente in Diyarkabır, de hoofdstad van Turks-Koerdistan, schreef zij al over hoe gewone mensen geraakt worden door oorlog in een afbrokkelende democratie. Weliswaar verklaarde ze in een interview zich bij wijze van spreken in haar kwaadste momenten te hebben willen aansluiten bij de PKK, het hart ligt, zoals ze zegt, uiteindelijk dichter bij mensenrechten en de gewone burger dan bij welke strijders dan ook.

Ook al is ze in 2015 nog door de Turkse machthebber Erdoğan het land uitgezet en heeft ze onmiskenbaar hart voor de Koerdische zaak, ze weet journalistieke afstand tot haar onderwerp te bewaren. Geerdink krijgt net als de strijders een nom de guerre (pseudoniem), neemt uiteindelijk deel aan een wapentraining en legt geduldig de zienswijze van de Öcalan-volgers uit, maar blijft kritisch.

Ze beschrijft bijvoorbeeld de pijn van de achterblijvers, als hun zonen en dochters naar de bergen trekken om de wapens op te nemen. Ook schetst ze de problematiek rond de burgerdoden die vallen, met name als zij de uitkomsten beschrijft van de ‘stadsoorlogen’ die in 2016 woedden in een aantal steden in Turks-Koerdistan. Buiten veel jonge strijders kostten die ook een aanzienlijk aantal burgers het leven. Deze escalatie van de gewapende strijd in een woongebied wordt volgens Geerdink veroorzaakt door een kloof tussen guerrillero’s en bevolking.

   Recht op verzet

Geerdink noemt de PKK ronduit hypocriet als zij de weinig afkeurende houding van de beweging ten opzichte van de aanslagen van de TAK beschrijft. De TAK is een radicale splinter die van de PKK is afgesplitst en waarover de PKK zegt geen verantwoordelijkheid te dragen. Dat levert de PKK plausible deniability op als de splintergroep aanslagen pleegt op doelen waarbij burgerdoden vaak onvermijdelijk zijn. Te gemakkelijk, vindt ze.

De kwestie van het gebruik van al dan niet proportioneel geweld staat uiteraard altijd centraal in discussies over gewapend verzet. Voor de Turken zijn de PKK-strijders terroristen, waar de Koerden volgens oud gebruik een ‘recht op verzet’ claimen, zoals dat in het westen sinds de traktaten van de Engelse filosoof uit de 17e eeuw, John Locke, tot het geëigende canon behoort.

Turkije heeft door de talrijke en continue mensenrechtenschendingen in Koerdistan zijn legitimiteit als wettig heerser verloren, zodat verzet gerechtvaardigd is. De Öcalan-getrouwen zien geweld in de allereerste plaats dan ook in de context van zelfverdediging. Strijdige methoden, zoals zelfmoordaanslagen, worden afgewezen. Men toont zich ook aanhankelijk aan internationale verdragen, bijvoorbeeld door geen landmijnen te gebruiken.

In principe worden burgers ontzien, maar Geerdink ziet zo nu en dan de definitie van burger, zoals de PKK die hanteert, als behoorlijk smal. Niet-militairen worden soms vermoord, omdat zij als ‘spion, verrader of collaborateur straf verdienen’. Zij zijn direct en actief medeplichtig aan de onderdrukking door de staat, vindt de PKK. „Als ík mijn uniform uit trek, ben ik dan soms geen strijder meer?”, vraagt een guerrillero zich retorisch af.

Dat lijkt nogal cru, maar enige nuancering is wel op zijn plaats. De niet-militairen die in een aantal gevallen als doel zijn aangemerkt, zijn bijvoorbeeld de ‘bewindvoerders’, officials die de AKP van Erdoğan in de Koerdische regio aanstelt om democratisch gekozen burgemeesters te vervangen en de teugels aan te trekken. Ook zijn zogenoemde ‘dorpswachten’, door de staat bewapende collaborateurs, mogelijk doelwit. De AKP staat en zijn dienaren staan inmiddels gelijk aan fascisme, stelt de PKK. Dat maakt volgens hen bestrijding legitiem.

   Matriarchale waarden

Wat de PKK en haar zusterpartijen in de andere landen met een Koerdische bevolking – met name in Rojava in Noord-Syrië – vooral interessant maakt, is de ideologische onderbouwing van hun strijd. Nadat Öcalan eco-anarchist Murray Bookchin als inspiratiebron gebruikte en afstand van het marxisme-leninisme nam, verschoof het waardepatroon sterk van strak hiërarchische naar horizontale, matriarchale waarden, zoals samenwerking, diversiteit en egalitarisme.

Öcalan en andere Koerdische denkers zien structuren op basis van patriarchale waarden, waaronder het uitbuitende kapitalisme en de onderdrukkende (natie)staat, als corruptie van de matriarchale samenlevingen zoals die bestonden in de Mesopotamische regio in de neolithische tijd (10.000 jaar geleden). De staat onderdrukt diversiteit en is wezensvreemd aan de lappendeken van naties zoals die al duizenden jaren in het Midden-Oosten leven. Vandaar dat de PKK separatisme en de opbouw van een eigen staat voor alle Koerden heeft laten vallen ten faveure van het democratisch confederalisme – een politiek systeem dat zich baseert op lokale, direct democratische verbanden en hun federaties.

De ontwikkeling van vrouwelijke waarden is de dood van patriarchale structuren, vindt de PKK. Dat betekent dat een grote rol is weggelegd voor organisaties van vrouwen, die onder andere eigen zelfverdedigingstroepen en media hebben opgezet. De bedoeling is in de vorm van onafhankelijke organisaties een parallelle macht van vrouwelijke waarden op te bouwen, in tegenstelling tot het westerse ‘parelketting feminisme‘ dat vrouwen vooral in de bestaande structuren wil inzetten als arbeidskrachten ten bate van de machtigen.

Dat gescheiden opereren lijkt op het eerste gezicht samen op te gaan met een conservatieve moraal. Maar mannen hebben nu eenmaal een andere weg te gaan dan vrouwen om los te komen van de traditionele patriarchale maatschappij. Daarvoor bewijzen gescheiden organisaties en ook gescheiden onderwijs volgens de PKK-ideologie hun nut. Onderwijs, een aspect waaraan binnen de beweging grote waarde wordt gehecht en waaraan ook veel tijd wordt besteed, schraagt in die zin de strijd in zichzelf om een zo goed mogelijk mens te worden.

   Toewijding en wilskracht

Behalve een moderne, anarchistisch aandoende ideologie zijn er ook wel genoeg traditionele zaken te vinden die kenmerkend zijn voor een guerrilla die voor de eigen natie vecht. Elk project van nationbuilding drijft uiteindelijk op ontstaans- en heldenmythes (bij de Koerden onder andere de mythe van Kawa) en organicisme, de idee dat een volk is als een organisme dat wil overleven. Elk effectieve guerrilla voor een nationale zaak ziet zichzelf als voorhoede, heeft opofferingsgezindheid (‘sneuvelbereidheid’) nodig en stelt liefde voor het moederland en kameraadschap boven alles.

Dergelijke zaken zijn ook de PKK-strijders bepaald niet vreemd. Hun kracht ligt naar eigen zeggen ook in het begrip irade (wilskracht) en een sterk geloof in de eigen ideologie als oplossing voor de benarde situatie waarin de naties van het Midden-Oosten zich bevinden. Daarvoor is men bereid het martelaarschap op zich te nemen en daarom worden gevallenen ook als heiligen geëerd.

Deze ‘zendingsdrang’ is overigens niet het enige dat verwijst naar een gelijkenis met een religieuze orde. Mannen en vrouwen die apart leven, de grote waardering voor toewijding in gewone werkzaamheden, gedragsregels (geen stemverheffing, niet wijzen naar vrouwen) en seksloosheid („Een vogel legt toch ook geen eieren als ze niet eerst een veilig nest heeft gebouwd?”, zoals een strijder redeneert) – het zijn maar een paar voorbeelden van het ascetische leven in de kampen achter de frontlinie.

Dit vuur dooft nooit biedt een reisverslag met interessante individuele portretten, waarbij de lezer veel komt te weten over het leven van de strijders in een parallelle samenleving achter het front en buiten de orde. En dat niet alleen. Ook de relatie tussen Koerden onderling, waarom de Irakese Koerden goed zijn met Erdoğan en de pragmatische coalitieverbindingen met de VS en Rusland in het Syrische conflict zijn onderwerpen die aan bod komen. Wat dat betreft is het boek ook een aardige introductie in de huidige politieke situatie in de regio.

Geerdink zet tegenover de Turkse, westers gesponsorde visie een visie uit de haarvaten van de beweging zelf. De taak waarvoor zij zich gesteld ziet – het brengen van meer achtergrond en context – is met dit boek als markering van een uniek journalistiek project zonder meer volbracht.

 

titel  Dit vuur dooft nooit – een jaar bij de PKK
auteur  Fréderike Geerdin
uitgave  Paperback, 303 pagina’s
uitgeverij  Spectrum, mei 2018
prijs  19,99 euro.
i
sbn  9789000353552

 

Fréderike Geerdink geeft op 8 september 2018, 17:00 uur, een lezing in boekhandel Het Fort van Sjakoo, Jodenbreestraat 24 in Amsterdam. Aanmelden kan via info@sjakoo.nl
Abonneer
Laat het weten als er

*

0 Reacties
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties