Illustratie | Milo / Groene Amsterdammer

Sinds de Fortuyn-revolte staart de babbelende linkse kaste zich blind op identiteitspolitiek. Volgens Ewald Engelen dient het debat te gaan over stagnerende inkomens, stijgende woonlasten en onbetaalbare zorg.

     door Hector Reban

Naar eigen zeggen laat hij zich in zijn woede over misstanden nog wel eens ‘onbedaarlijk gaan’. ‘Weinig taalpreutsheid’ zegt hij te kennen. Agressieve stijl en hoge toon, met soms een neologisme of bijvoeglijk naamwoord teveel, zijn de handelsmerken van de zelfbenoemde ‘gentleman-hooligan’ Ewald Engelen. Ook in dit boekje, een verzameling recente columns die eerder verschenen in weekblad De Groene Amsterdammer en webzine Follow The Money, gaat hij er met gestrekt been in.

Degenen die het traditiegetrouw in zijn werk moeten ontgelden zijn de ‘linkse’ klassenverraders uit de sociaaldemocratie en zij die de ivoren torens van de academische economische discipline bewaken. Zij hebben elkaar gevonden in ongebreidelde toewijding aan het neoliberalisme, de ideologie die voor iedereen zichtbaar de zorgzame samenleving afbreekt terwijl de rijkdom van ‘het grootbedrijf’ groeit. Burger, dier en natuur worden uitgebuit als nooit tevoren.

De kapitalisten van nu zijn eigenlijk onsterfelijke juridische entiteiten geworden, de rechtspersonen van het bedrijfsleven. De scheve onderverdeling in macht en inkomen krijgt met name vorm in een sterk dalende Arbeidsinkomensquote (AIQ), het aandeel van de toegevoegde waarde dat aan salaris (‘de factor arbeid’) wordt uitgekeerd. Daarom is de nieuwe klassenstrijd feitelijk een strijd van de burger tegen Big Organizational Society en hen die daarvan het meeste profiteren – de top 1 procent en de professionals (topmanagers, advocaten, economen, politici, enz.) die hen vertegenwoordigen.

   Afleidingstheater

Kernboodschap van Engelen’s betoog is dat de ‘babbelende kaste’ in media en politiek een ‘afleidingstheater’ opzet rondom kwesties van identiteit, zoals discriminatie (zwarte piet, hoofddoekjes) en rechten van LGBQIT gemeenschappen (gender neutrale rompertjes bij de HEMA). Ondertussen heeft het merendeel van de bevolking, inclusief individuen uit de groepen die in deze onderwerpen centraal staan, te maken met stagnerende inkomens, stijgende woonlasten en onbetaalbare zorg.

Omdat deze noden stelselmatig worden genegeerd, blijft het ongenoegen van het electoraat stijgen en lopen de rijen van het rechts-populisme vol. Dat frustreert Engelen en daarom wenst hij meer aandacht voor ‘klasse’, waarmee hij in feite sociaaleconomische, materiële kwesties bedoelt.

Dat identiteitspolitiek dient als afleiding voor het cruciale probleem van een dalende AIQ is een observatie die uitgelegd zou kunnen worden als gericht beleid van een politieke elite die de vrijheid van het kapitaal dient. Tegenmacht moet gebroken worden en dat doe je effectief met een verdeel en heers tactiek die de belangen en macht van de loonklasse langs culturele en etnische lijnen weet te versnipperen. Engelen volgt deze redeneertrant.

Je zou ook vanuit het individuele bedrijf kunnen redeneren. Het is opmerkelijk dat mensen uit de top van het bedrijfsleven zich vaak gematigd progressief uitlaten over identiteitskwesties, maar eigenlijk is dat niet eens zo vreemd. Culturele emancipatie bijt het bedrijfsleven gewoonweg niet. (Integendeel, de je-moet-kunnen-zijn-wie-je-bent lifestyle marketing doet goede zaken).

Emancipatie van bijvoorbeeld homo’s ten opzichte van hetero’s levert geen enkel direct strategisch economisch probleem voor bedrijfsvoering en winstmaximalisatie op. Emancipatie van loontrekkers of staatsburgers versus de politiek-economische macht van het grootbedrijf doet dat wel.

    Links vervreemd van achterban

Volgens Engelen heeft links heeft zich met identiteitskwesties vervreemd van haar traditionele achterban. De sociaaldemocratische partijen worden tegenwoordig bevolkt door de professionele klasse, degenen die het gelukt is ondanks hun sobere afkomst in de meritocratie te stijgen. Vandaar dat zij en hun collega’s in verwante sectoren, zoals de academische wereld en de media, zich persoonlijk aanhankelijk voelen aan de beloften van het neoliberalisme.

Zij trekken hun particuliere ervaring door als rolmodel voor de rest van de werkenden, die in alle flexibiliteit en vormen van precaire arbeid dezelfde opwaartse route naar succes zouden moeten volgen. Een neoliberaal one-size-fits-all model voor allen. Technocratisering van de politiek, noemt Engelen dat. Voormalige centrum-linkse bolwerken in de westerse wereld lijken inderdaad alleen nog vooruitstrevend te zijn op identiteitskwesties, aangezien ze consequent neoliberaal en ook neoconservatief (‘pro-war’) zijn.

Bill Clinton schafte niet alleen ‘Glass-Steagall’ af, wetgeving die ooit met harde hand een scheiding had gemaakt tussen zaken- en consumentenbanken om financiële crisis, zoals die van 2008, te voorkomen. Hij ontwierp voor het Joegoslavische conflict in de jaren ’90 ook het leerstuk van de ‘humanitaire interventie’, een op culturele minderheidsrechten gefundeerde imperialistische politiek van versnippering.

De Europese sociaaldemocraten volgden snel met hun Derde Weg programma’s en hun steun aan de diverse, zogenaamd minderheidsrechten bevorderende oorlogen (Afghanistan, Irak, Libië, Syrië).

   Minder pregnant

Engelen lijkt heimwee te hebben naar de periode dat de conservatieve witte werkende man nog in het hart van de progressieve verbeelding stond. Voor alle duidelijkheid: dit was in de VS het tijdperk van de Apartheid. De witte middenklasse en diens family values als leidraad nemen, conform het oude kostwinnersmodel, levert ook het one-size-fits-all model op waarbij een groot deel van de bevolking zich niet meer thuis voelt.

Diversiteit is momenteel een gegeven, daaraan zou ook Engelen zich moeten aanpassen. Hij vindt discriminatie op zichzelf ook geen ondergeschikt probleem. Zijn voorkeur voor klasse baseert hij op de aanname dat identiteitskwesties, met name discriminatie, minder pregnant worden als de ongelijkheid in toegang tot economische bronnen en bestaanszekerheid rond eerste levensbehoeften voor iedereen wordt gelijkgetrokken.

Daar valt iets voor te zeggen. Achterstelling wordt meestal gevoeld op materieel gebied, bijvoorbeeld als ongelijkheid en discriminatie worden ervaren in toegang tot werk, wonen, inkomen en dergelijke. Als een beleid van open toegang en gegarandeerde zekerheid voor elke burger, ongeacht identiteit, zou worden gevolgd, dan zouden dergelijke kwesties – in theorie – opgelost zijn.

Engelen heeft zonder meer gelijk als hij stelt dat culturele emancipatie zonder sociaaleconomische herverdeling alleen maar leidt tot schermutselingen tussen de onderste sociaaleconomische groepen onderling. Problematisch is dat vrije en gelijke toegang tot economische bronnen discriminatie op niet-materieel vlak, bijvoorbeeld sociale uitsluiting, niet uitsluit. Daar is meer voor nodig.

Misschien formuleert de titel van het boek wel een valse tegenstelling en kan aandacht voor het ene niet zonder aandacht voor het andere. Sociaaleconomische en sociaalculturele ongelijkheid kunnen vaak niet anders dan in samenhang aangepakt worden, zoals de anarchistische vrouwenbeweging Mujeres Libres tijdens het grote revolutionaire gelijkheidsexperiment in de Spaanse Burgeroorlog hun mannen aldoor aan hun oren moesten trekken omdat er ook nog zoiets als de vrouw bestond.

   Het grote raamwerk

Een probleem van Engelen’s redenatie dat links zich van de eigen achterban van hardwerkende burgers heeft vervreemd door identiteitspolitiek voorrang te geven, is de observatie dat een linkse partij die het doet zoals Engelen graag wenst, de SP, ook geen grote massa’s opzweept. De partij die zich ontpopt heeft tot serieus opvolger van de oude, strijdbare sociaaldemocratie blijft steken op 15 zetels, zo’n 10 procent van het electoraat.

Een analytische misvatting is volgens politicoloog Merijn Oudenampsen dat, in tegenstelling tot in de VS, in Nederland niet zo zeer identiteitspolitiek vooraf ging aan de opmars van de rechts-populistische beweging rond de boze witte conservatief. De binnenlandse Amerikaanse politiek is niet zonder meer 1-op-1 op Nederland toepasbaar. Een verstikkende politieke correctheid heeft twintig jaar geleden weliswaar als aanjager gediend, maar geeft geen afdoende verklaring waarom bijvoorbeeld vele jonge rechts-radicale opiniemakers hard aan de weg timmeren.

Er is dus meer aan de hand wanneer duidelijk wordt dat verzet tegen de arrogante zelfverrijkende politieke elite in onze contreien voornamelijk een rechts-populistische koers zoekt. Merkwaardig genoeg is in de VS en de UK een linkse revival aan de gang, met Bernie Sanders, Alexandria Ocasio-Cortez en Jeremy Corbyn. Ook in Zuid-Europa en Zuid-Amerika neemt verzet tegen neoliberalisme vaak (ook) een linkse vorm aan. Eigenlijk is de rest van Europa een buitenbeentje.

Kennelijk is een serieuze linkse agenda die ongelijkheid breed aanpakt, daar geen kiezersmagneet. De West-Europese burger ziet vooral een grote bedreiging in nieuwkomers. Asielzoekers waarmee je moet concurreren op de steeds verder verschralende sociale huurmarkt vormen dan een directer gevoeld probleem dan de G7, die het grote raamwerk voor de uitvoering van dergelijk neoliberaal beleid bepaalt. Men is weliswaar tegen ‘globalisten’, maar de oplossing wordt gezien in bescherming van eigen privileges in alle exclusiviteit en willekeur. Ongelijkheid als zodanig wordt niet als probleem gezien.

   Kiloknallers

Iets dergelijks geldt voor de nadruk die Engelen graag zou willen geven aan natuur en dieren. De conservatieve werkende witte burger zal het grote verhaal van ecologische vernietiging en instant klimaatverandering worst wezen, zolang hij er maar niet financieel voor op denkt te moeten draaien. Kiloknallers zijn goed voor de armlastige klasse, of, om Brecht te parafraseren: Zuerst die Kiloknaller und dann die Moral.

De donut-economie van Kate Raworth, die Engelen in het boekje aanbeveelt, zou een beleidsmodel kunnen opleveren om ecologische en sociaaleconomische doelstellingen met elkaar in overeenstemming te brengen. Het is alleen zeer twijfelachtig of een dergelijk programma de conservatieve witte middenklasse wél trekt.

Ook al wordt in het hoofdstukje over de donut-economie een globaal raamwerk voor beleid gegeven, Engelen blijft aan de oppervlakte wat betreft inhoudelijke bijsturing van het neoliberalisme. Er is geen aanzet te vinden tussen het bereiken van een nieuwe politiek-economische inhoud en hoe niet-experts daaraan zouden kunnen bijdragen. Toch maar aan experts – politieke partijen – overlaten? Engelen zit immers zelf ook bij een partij, namelijk de PvdD.

Bundeling van een aantal columns rond dit thema is een handig gebaar om de discussie nog eens aan te jagen. Inderdaad is de sociaaldemocratie afgegleden en is serieus debat rond sociaaleconomische thema’s afwezig. Momenteel bestaat een giftige dynamiek waarin de ‘babbelende kaste’ geobsedeerd lijkt door identiteitsthema’s, terwijl de neoliberale trein door dendert.

Toch lijkt dat geen afdoende antwoord op te leveren waarom in West-Europa, Nederland in het bijzonder, het rechts-populisme zo aanslaat. Daarmee komt ook de twijfel boven drijven of een (partij)programma zoals Engelen voorstelt die opmars zal stoppen.

 

 

titel  Het is klasse, suffie, niet identiteit!
auteur  Ewald Engelen
uitgave  Paperback
uitgever  Editie Leesmagazijn, 2018
isbn  9789491717529
prijs  17,95 euro

 

Lees ook: Identiteitspolitiek leidt tot tweede keus activisme
Abonneer
Laat het weten als er

*

0 Reacties
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties