Twee derde van de documentaires die op een documentaire filmfestival, zoals het IDFA, vertoond worden, verdwijnt in de vergetelheid. Worden nooit meer vertoond. Voor sommige documentaires is dat weliswaar een zegen, het geeft het belang van een filmfestival aan. Je ziet de film eenmalig, en waarschijnlijk nooit meer. Twee documentaires uit Latijns-Amerika verdienen aandacht voordat ze in het niets verdwijnen.
Toevallig hebben de Colombiaanse documentaire Dawn van Carmen Torres en de Argentijnse Silvia van Maria Silvia Esteve gemeen dat het portretten van hun moeders zijn. Dawn is bovendien een dubbelportret van de beide moeders van Torres. Teresa, de moeder die haar adopteerde en waar ze in Spanje bij opgroeide, en de Colombiaanse Jacinta die haar afstond. Teresa stierf toen Torres 13 jaar was. Het duurde twintig jaar voordat ze op zoek ging naar haar biologische moeder.
In Dawn verweeft de regisseuse haar herinneringen aan haar moeder in Spanje met haar zoektocht naar Jacinta. Die Spaanse herinneringen heeft ze op een dichterlijke en associatieve wijze voor het voetlicht gebracht. Dat dromerige gemijmer vormt een fraai contrast met de nuchtere zoektocht in Colombia. Kardinale vraag is waarom Jacinta haar dochter opgaf voor adoptie.
Gaandeweg in de documentaire wordt duidelijk dat de moeder die haar opvoedde haar enige echte moeder was, en is. Er zit trouwens een geweldige scène in de film waarin Torres haar goedmoedige 59-jarige moeder filmt terwijl ze op een zwoele avond koffie verkoopt op een plein in Colombia. De camera observeert, een roedel zwerfhonden gaat los. De cineaste moest deze scène incognito filmen; Jacinta’s familie mocht niet weten dat ze nog een dochter had.
Silvia van María Silvia Esteve is evenals Dawn een opmerkelijk zelfbewust filmdebuut. De regisseuse heeft op inventieve wijze VHS-opnamen van het gezin waarin ze opgroeide, bewerkt tot een intrigerende familiekroniek. Ook hier beleven we een poëtische mijmering over het verleden. Toen Silvia in 2015 zomaar op straat dood neerviel, vatte Esteve het plan op om het tragische leven van haar moeder te begrijpen.
De homevideo-opnamen tonen hoogtepunten uit het leven van de familie in de jaren ’80 en daarna, met onder meer het eerste huwelijksjubileum, de geboorte van de vier kinderen, en een protserig afscheidsfeest op de ambassade waar Silvia’s man werkzaam was. Tussen al die vrolijke beelden maken verontrustende signalen duidelijk dat er iets mis is. De echtgenoot van Silvia ziet eruit als een slechterik uit een gangsterfilm, terwijl haar intense vrolijkheid doffe melancholie verbergt.
Via audiocommentaar spreekt de regisseuse met haar twee zussen over dat bewogen familieverleden. Hoe het gezin afgleed in een poel van echtelijke ruzies en geweld, ernstige psychische problemen en excessief pilgebruik van Silvia. Hoe kon het zover komen, vragen de zusters zich af. Waarom nam moeder niet de benen met haar kinderen? Wat vooral beklijft, is de magische Silvia. Zij is betoverend als een Hollywoodster, intelligent, gevat en liefdevol voor haar kinderen.
Esteve herhaalt steeds weer opnamen van Silvia in haar uitzinnig elegante kleding. Het is zowel obsederend als pijnlijk om te zien. De documentaire stopt ergens rond 2000, we leren niets over moeder gedurende de laatste vijftien jaar van haar leven. Opmerkelijk hoe het in verval verkerende videomateriaal is bewerkt, met vaak meerdere lagen over elkaar heen. De intense en soms vervaagde VHS-kleuren maken er een waar visueel spektakel van. De pareltjes op het IDFA kwamen dit jaar uit Latijns-Amerika.
Ulrik van Tongeren