Maar ook Trump viel niet van de maan

Journalist Casper Thomas verliest zich in zijn liefde voor de liberale democratie als hij de gevaren van het populisme beschrijft. De vraag is of beide stelsels wel zo tegengesteld functioneren als hij impliceert.

      door Hector Reban

Eigenlijk spiegelt Amerika-correspondent Casper Thomas (o.a. De Groene) in zijn boek De autoritaire verleiding; Over de opmars van de antiliberale wereldorde dezelfde ontwikkeling die zijn grote idool, de vermaarde Amerikaanse neoconservatief Francis Fukuyama, heeft doorgemaakt. Fukuyama schreef in 1992, kort na de val van de muur, een geroemd boek over het aanbreken van het ‘einde der tijden’, een tijdperk dat de ultieme overwinning van het liberalisme op alle andere ideologieën zou betekenen.

Diens these lijkt nu definitief te zijn gefalsificeerd door de opkomst van een reeks naties die weliswaar procedureel nog vast houden aan algemeen kiesrecht, maar liberale waarden stelselmatig overboord gooien. Thomas, politiek volwassen geworden in de jaren ’90, volgde ooit Fukuyama’s optimisme, maar deelt dat in zijn ommezwaai. Want nu de neoconservatieve filosoof zijn ongelijk openhartig toegeeft, blijft de journalist hem volgen.

   Liberaal en illiberaal

De boodschap is inmiddels wel veranderd. De liberale democratie komt kennelijk niet vanzelf, zo verklaart hij in navolging van Fukuyama. Zij is in gevaar en moet actief verdedigd worden tegen de opkomst van het ‘illiberale’ populisme. [niet vrijzinnig, red.]

Apotheose van het boek is dan ook het interview dat Thomas had met Fukuyama in het hoofdkwartier van de Worldbank in New York. Die plek resoneert volledig met de boodschap. De ivoren torens van de Worldbank zijn belangrijke steunpilaren van de Washington-consensus (neoliberaal beleid) en de Pax Americana (de neoliberale wereldorde onder dominantie van de VS). Wellicht is de plaats van het interview niet toevallig gekozen.

Thomas definieert de liberale democratie volgens een standaard recept. Het stelsel wordt gekenmerkt door het bestaan van algemeen kiesrecht volgens het one-man-one-vote principe, ondersteund door verankering van burgerrechten. Daarnaast zijn nog twee sleutelelementen van belang: de Trias Politica, ofwel het bestaan van een machtenscheiding tussen verschillende staatsinstituties (resp. rechtspraak, wetgevende macht en uitvoerende macht), en de vrijheid van ondernemen.

De niet zo liberale, of illiberale democratie onderscheidt zich dan door verdere centralisering van macht onder een sterke leider en beperking van burgerrechten. De illiberale democratieën die door Thomas worden behandeld als exemplarisch voor de ontwikkeling naar een antiliberale wereldorde, zijn Turkije (Erdogan), Hongarije (Órban), India (Modi), Rusland (Poetin) en Trump’s VS.

   Democratie: Passiviteit versus participatie

Op zichzelf is het legitiem en zinvol om het kernbegrip volkssoevereiniteit te bekijken vanuit de tegenstelling democratie versus populisme. De kortste, in mijn ogen beste beschrijving, stelt dat ‘democratie’ uitgaat van het principe dat er wordt geregeerd door het volk. ‘Populisme’ wordt dan gekenmerkt door het bestaan van leiderschap – nominaal dictatoriaal – dat regeert namens het volk. In wezen gaat Thomas ook van deze onderverdeling uit, waarbij hij – minder legitiem, zoals later duidelijk wordt – de ‘regering dóór het volk’ kaapt voor zijn liberale democratie.

De ontwikkeling van de liberale democratie is verweven met de opkomst van het parlement. Dat is ingesteld als een college van vertegenwoordiging dat uitdrukking gaf aan de opkomende bourgeoisie die invloed wenste op instituties van koning, adel en geestelijkheid. Van oudsher is dit politieke lichaam dus een aristocratisch project. Dat bleef het min of meer nadat hele lagen van de bevolking kiesrecht kregen om vertegenwoordigers – de ‘besten’ onder hen – aan te wijzen, zonder zelf direct betrokken te (mogen) zijn bij de dagelijkse besluitvorming.

Eigenlijk is parlementarisme een stelsel dat sinds een paar honderd jaar nauwelijks wezenlijk is veranderd. Het kan worden gezien als een nogal beperkte vorm van volkssoevereiniteit, in de zin van actieve en directe participatie van de bevolking in het eigen bestuur. Misschien zou een incident in de Tweede Kamer dat kunnen onderstrepen.

Kamer-voorzitster Jeltje van Nieuwenhoven snoerde ooit eens een groep belanghebbenden op de tribune de mond, gebaseerd op een moreel-politiek argument. In het ‘Huis van de Democratie’ werden zij gewoonweg niet geacht over hun eigen belang mee te debatteren. Respect moest getoond worden. Het democratische heiligdom bestond uiteindelijk slechts voor die 150 uitverkorenen die wél spreek- en stemrecht bezaten.

De noodzaak van passiviteit van de bevolking is een steeds terugkerend thema binnen het liberaal democratische denken. Joseph Schumpeter formuleerde ooit het wezen van de westerse democratie als ‘competitief elitisme’. Verschillende facties binnen de elite komen onderling een vreedzame machtswisseling overeen door de bevolking zo eens in de zoveel jaar tussen hen te laten kiezen.

Verder moest de bevolking de regeerders vooral met rust laten en participatie afzweren. De beroemde Amerikaanse politicoloog Samuel Huntington, ooit voorzitter van de Trilateral Commission, een denktank die onderzoek deed naar de volksonlusten in de VS van de jaren ’60 en ’70, noemde die roerige tijd dan ook ‘een periode van overmatige democratie’. Dat de bevolking zich actief met de politieke besluitvorming wilde bemoeien, werd kennelijk als groot probleem gezien.

   De economische ficties

Wat het liberaal-democratische stelsel fundamenteel kenmerkt, is de fictieve scheiding die wordt aangebracht tussen de politieke en de economische sfeer. Waar in de politieke sfeer de gemeenschap wordt gezien als drager van soevereiniteit en vrijheid wordt getransformeerd naar gelijke rechten voor iedereen, bestaat in de economische sfeer een andere invulling. Daar is juist het (bezittende) individu soeverein en wordt het ideaal van individuele vrijheid vertaald naar een beperking van de actieradius van de gemeenschap om de vrijheid van ondernemen en het maken van transacties te waarborgen.

In werkelijkheid wordt met name het recht van de bezitter leidend (waarbij de arbeider wordt geacht de fictieve ‘bezitter’ van zijn arbeid te zijn die hij tijdelijk kan ‘verhuren’). In de praktijk betekent een dergelijke opvatting dat de macht van organisaties rond bezit en bezitters, het bedrijfsleven dus, door de politieke gemeenschap (de burgers, maar ook de werknemers) zo veel mogelijk vrij gelaten moet worden.

De destructieve inbreuk van economische macht op de uitoefening van rechten door niet bezitters in de economische sfeer en door burgers in de politieke sfeer wordt stelselmatig ontkend. Daarnaast is de interne besluitvorming binnen zo’n organisatie in de economische sfeer puur hiërarchisch en feitelijk antidemocratisch. Om dat te kunnen onderkennen moet men resoluut met het liberale denken breken en dissidenten als bijvoorbeeld Noam Chomsky volgen:

‘Capitalism is a system in which the central institutions of society are in principle under autocratic control. Thus, a corporation or an industry is, if we were to think of it in political terms, fascist; that is, it has tight control at the top and strict obedience has to be established at every level – there’s little bargaining, a little give and take, but the line of authority is perfectly straightforward. (…) I think that until the major institutions of society are under the popular control of participants and communities, it’s pointless to talk about democracy.’

Thomas zit er een beetje mee in zijn maag. Enerzijds ziet hij Trump als symbool van het negatieve vrijheidsbegrip, de vorm van vrijheid die afwezigheid van dwang door anderen inhoudt. Maar Trump, in het bedrijfsleven al gewend om als autocraat altijd zijn zin te krijgen en mensen naar zijn wil te commanderen, is feitelijk de vervolmaking van wat het liberale vrije markt kapitalisme met individuele vrijheid beoogt.

Trump doet weinig anders dan het autocratische principe uit de economische sfeer als een analogie voor het presidentschap op te vatten. Het logische gevolg is bij wijze van spreken dat voor een zwerver een gratuite vorm van individuele vrijheid overblijft. In deze wereld van potentaten en knechten heeft hij gelijk recht ook een Trump te worden.

In wezen leidt liberale democratie, of liberaal-kapitalisme, tot oligarchie. Er is dan ook geen economische dimensie te vinden in de kritiek van Thomas op de illiberale landen, die allemaal netjes varen op privaat bezit en vrije oligarchen en neoliberale beleidsstandaarden voeren. Rusland heeft als voorganger van de antiliberale wereldorde inmiddels exact dezelfde graad van ongelijkheid bereikt als de kampioen van de liberale democratie, de VS.

   Zelfhypnose

Thomas haalt Fareed Zakaria aan, een andere neoconservatief, om te beweren dat in het westen breed aangenomen is dat landen vanzelf van die mooie libdem, liberale democratieën, zouden worden zoals wij dat elke dag zouden ervaren. Maar hoe mooi was dat stelsel eigenlijk zélf voordat de twijfel bij neoconservatieven toesloeg?

De liberale heilstaat had op dat moment juist een lange en tragische historie door in buitenlandse avonturen voornamelijk fascisme (Zuid-Europa, Latijns-Amerika) en roofkapitalisme (Afrika, Oost-Europa) te helpen verspreiden. Intern was de VS, als hoeder van al die mooie idealen, tot 1965 zelf formeel nog een Apartheidsstaat, al riep men zichzelf toen ook al bijna 200 jaar uit tot baken van licht.

De problemen van massademocratie rond een beperkte vorm van directe invloed zijn in Europa al 100 jaar lang aangetoond. Een gekozen sterke leider als Erdogan, Poetin of Órban is ook niet nieuw; nieuw is dat liberale wereldleiders moeite hebben een strongman te steunen die andere loyaliteiten nastreeft dan voor hem zijn voorzien. De militaire coups door NAVO getrouwe officieren in Turkije (1960, 1971, 1980) werden dan weer wel zonder meer gesteund, evenals de roofkapitalisten rond de Jeltsin-kliek en de neofascistisch geleide omwenteling in Oekraïne.

Het is de vraag of de illiberale toestand die uiteindelijk in de beschreven landen is ontstaan, wel zo vreemd is aan de wijze van politiek bedrijven in een liberaal-kapitalistische wereldorde. Competitief elitisme sluit het niet uit. Als men de machteloze bevolking door middel van algemeen kiesrecht aan het rad van fortuin laat draaien, dan kun je nu eenmaal elites met verschillende sentimenten aan de macht krijgen. De weg van liberaal naar rechts-populistisch sentiment blijkt onder vruchtbare omstandigheden eigenlijk vrij kort te zijn.

Dat geldt ook voor de VS. Het gevaar van een fascistoïde downturn in de Amerikaanse oligarchie bewoog zich altijd al in de schaduw. Trump is echt niet van de maan gevallen. Daarvoor zou Thomas bijvoorbeeld No is not enough van Naomi Klein hebben kunnen lezen. Maar het is duidelijk dat de continuïteit die binnen het Amerikaanse stelsel lijnrecht naar Trump loopt, niet in Thomas’ pulletje past. Viering van de eigen liberale voortreffelijkheid vormt nog steeds een blinde vlek voor realistische analyses.

   Welke tegenstelling?

Thomas beschrijft dan ook zogenaamde illiberale hervormingen die feitelijk net zo goed gemeengoed zijn in Angelsaksische bakens van de liberale democratie. Een aardig voorbeeld is de machtsvergroting die de Hongaarse populist Viktor Órban bewerkstelligde door de grenzen van bepaalde stemdistricten aan te passen. In Engeland en de VS is een dergelijke praktijk al tijden in gebruik. Er is zelfs een speciale term voor: Gerrymandering. Ook proberen Republikeinen al jaren registratie van kiesgerechtigden te frustreren op een manier die vooral arme en zwarte populaties treft, omdat zij voornamelijk op de Democraten stemmen.

Nadruk op civiele religies om van bovenaf eenheid af te dwingen, zoals nationalisme en patriottisme, is echt geen uniek instrument van illiberale democratieën. Het is een mysterie waarom Thomas zich niet herinnert hoe Bush II de druk op dissidenten opvoerde met zijn uitspraak ‘Who is not with us, is with the terrorists‘. De PATRIOT act kwam als een verstikkende deken over het land te liggen, nooit op enigerlei wijze verzacht door die andere factie binnen de nationale elite die afwisselend aan het roer van het Witte Huis mag zitten.

Órban mag dan de Amerikaanse speculant George Soros en het westen aanwijzen als vijanden van het volk om de teugels strakker aan te trekken. Maar versteviging van de uitvoerende macht door een collectieve vijand aan te wijzen is zonder meer een specialiteit van God’s Own Country. De strijd tegen het socialisme als ‘on-Amerikaanse ideologie’ is jarenlang een schaamlap geweest waarachter allerlei beperkende en intimiderende maatregelen werden genomen, niet alleen in het buitenland overigens.

Er is eigenlijk geen democratisch land ter wereld waar de procedures zó zijn ingericht dat eigenlijk dezelfde partij, laten we zeggen de partij voor privaat eigendom en antisocialisme, al bijna 250 jaar aaneengesloten de scepter zwaait. De 19de eeuwse anarchiste Voltairine De Cleyre zag dat goed, toen ze opmerkte dat ‘If you could vote away their wealth, they wouldn’t have allowed you to vote.’

Een andere verrassende tegenstelling die Thomas ontwaart door een sterk zichtbare analogie te negeren, is de situatie in Rusland. De schrijver beschrijft op zichzelf inzichtelijk hoe het Rusland onder Poetin heeft gewerkt aan een nieuw nationaal verhaal met oude elementen, om haar burgers te binden aan een programma een vooraanstaande positie op wereldschaal te verwerven. Belangrijk element is de veronderstelling dat de grote orthodoxe Russische natie een taak zou hebben te vervullen die de gehele mensheid zou dienen.

Dit lijkt bij uitstek te zijn gekopieerd van de Amerikanen, die met het idee van manifest destiny voor de Amerikaanse natie een rechtvaardiging voor imperialistische avonturen vonden. Als érgens een land zich voorstelt als voorganger van de hele mensheid, waarbij de belangen van de wereld samen zouden vallen met de belangen van de eigen natie, dan is het echt niet ver zoeken. De hagiograaf van de liberale democratie heeft hier alleen geen enkel oog voor.

   Populisme als verdedigingslinie

De schrijver maakt wel adequaat inzichtelijk hoe de politieke processen in Turkije, Hongarije, India, Rusland en Trump’s VS worden beïnvloed door rechts-populistische tendensen. De kracht van het boek ligt in de heldere en mooi geformuleerde wijze waarop de teloorgang van de betreffende landen wordt geschetst, al vertoont het overkoepelende verklaringsmodel nogal wat gebreken.

Thomas bekijkt de wereldpolitiek door de lens van de zelf verheerlijkende verhalen die het westerse establishment over zichzelf vertelt. De ideologische insteek die wordt gevolgd, laat geen enkele ruimte voor twijfel. De correspondent put dan ook uitsluitend uit neoconservatieve en pro-westerse bronnen om de lezer mee te slepen in zijn zienswijze.

De liberale democratie is inderdaad beter dan de populistische democratie, zoals een verlichte dictator beter is dan een wrede autocraat. Maar groot pijnpunt van zijn betoog is dat de vernauwingen van een democratie, die zich beperkt tot vertegenwoordiging en die moet opereren in een kapitalistische omgeving, volkomen uit zicht raken. Radicale kritiek wordt kennelijk als archaïsch terzijde geschoven, irrelevant als zij zou zijn geworden na het demasqué van het Sovjet-communisme. Feitelijk wordt daarmee en passent de fout herhaald die in 1992 werd gemaakt, toen naast het rechts-populisme ook socialistisch gedachtegoed voortijdig werd dood verklaard.

Het ontbreekt aan een helder kader waarom verzet tegen de hegemoniale orde plaats vindt. Is er wel een nieuwe antiliberale wereldorde, en zo ja, wat kan daarvoor een verklaring zijn? De autoritaire verleiding blijkt in ieder geval groot te zijn als bestaansonzekerheid voor grote delen van de bevolking wordt aangetast onder condities van machteloosheid, bijvoorbeeld doordat het liberalisme faalt te leveren wat het belooft. Maar het fascistoïde populisme kan als politieke vorm van een kapitalistische natie in nood juist ook een eerste verdedigingslinie vormen. Denk aan het Pinochet-model dat momenteel vrijwel ongewijzigd in Oekraïne wordt uitgespeeld.

Dat levert twee routes op naar de vorming van illiberale modellen. Wanneer zij de Pax Americana dienen, worden zij verwelkomd (het nieuwe regime in Oekraïne, Modi in India, Bolsonaro in Brazilië). In andere gevallen worden zij gebrandmerkt tot slechteriken die hard bestreden moeten worden (Rusland, Hongarije, mogelijk Turkije). Dat is misschien wel wat in de recente wereldorde is veranderd. Er zijn nu landen die én fascistoïde én anti-Amerikaans zijn.

 

 

titel   De autoritaire verleiding; Over de opmars van de antiliberale wereldorde
auteur   Casper Thomas
uitgeverij   Atlas Contact, 2018
uitgave   Paperback, 304 pagina’s
prijs   21,99 euro
isbn   9789045037363

 

Abonneer
Laat het weten als er

*

1 Reactie
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties
Hendril de observator
5 jaren geleden

De wereld leeft in een roes van eigenbelang en machtswellust en om zich anderen als lijfeigenen toe te eigenen.
elk middel wordt daar niet bij schuwd, religie dwaasheid, moderne fascisme met als dekmantel democratie.
voorbeeld:
Een zekere A H heeft in de vorige eeuw hem niet welgevallige mensen op zeer efficiënte, wijze vernietigd.
Thans gaan er stemmen op bij een politieke partij (D66) in Nederland om onrendabele mensen van af 70 jaar onder bepaalde omstandigheden gezondheidszorg te ontzeggen.
Ook is er van af paars 2 d.m.v. de volkomen in strijd met artikel 1 van de grondwet de “positieve discriminatie” door W kok in gevoerd, een tendens ontstaan om grote groepen, in de ogen van de huidige politieke partijen “onrendabelen”, stelselmatig zodanig aan hun lot over te overlaten en inkomstenmatig van de maatschappij af te scheiden,en
langzaam aan richting de fascistoideplannen van D66 en GL gemasseerd, dat het voortbestaan van de “onrendabelen”
zeer ernstig in gevaar komt.
Stel u de vraag; welke methode is de meest humane?