De Koerd die vorig jaar brandbommen naar het Turks consulaat in Amsterdam heeft gegooid, is veroordeeld tot zestien maanden cel, waarvan zes voorwaardelijk.
De 35-jarige Ercan P. gooide zaterdagavond 11 augustus drie primitieve brandbommen richting de voorgevel van het Turks consulaat, voorpost van dictator Erdogan, gevestigd aan het Amsterdamse Museumplein. Het eerste projectiel, een plastic fles met brandbare vloeistof, veroorzaakte een brandje in de tuin. Een molotovcocktail bereikte weliswaar de gevel maar ontbrandde niet. Een derde, gefabriceerd van bij elkaar gebonden spuitbussen, richtte geen schade aan.
De rechtbank heeft bij de keuze van de straf, 16 maanden cel waarvan 6 voorwaardelijk, gekeken naar de ernst van de brand en de gevolgen, het motief van de brandstichting en de persoon van de verdachte. Volgens het Openbaar Ministerie, dat twee weken geleden 20 maanden celstraf eiste, was het een geluk dat er geen mensen in of bij het gebouw aanwezig waren. De rechter noemt het juist een reden voor een lagere straf dat er niemand in de buurt was.
De rechter oordeelde tevens dat brandstichting een ernstig feit is waarbij in dit geval gevaar voor goederen te vrezen was. ‘De brand bracht veel angst met zich voor de medewerkers van het consulaat. Dit blijkt ook uit de slachtofferverklaring van het Turkse consulaat. Ook in de samenleving, die steeds vaker geconfronteerd wordt met gewelddadige aanslagen, heeft deze zaak onrust teweeg gebracht’, aldus de rechtbank.
Dat verdachte zijn actie tegen een consulaat heeft gericht, ziet de rechtbank dan ook als straf verzwarende omstandigheid. In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met de amateuristische uitvoering en de geringe schade die is veroorzaakt door verdachte. Namens het Turkse consulaat is op zitting gevraagd een gebiedsverbod aan verdachte op te leggen. Gelet op de proceshouding van verdachte en de deels voorwaardelijke gevangenisstraf die wordt opgelegd, acht de rechtbank een gebiedsverbod niet nodig.
Ercan P. heeft op de zitting verklaard dat hij vindt dat er meer aandacht moet komen voor de onderdrukking van de Koerden in Turkije maar dat hij niet de juiste middelen heeft gebruikt om dit doel te bereiken. Rechtbank: ‘Wat er ook zij van de door verdachte genoemde politieke motieven, deze kunnen binnen een rechtstaat geen rechtvaardiging opleveren voor brandstichting. Verdachte had democratische middelen kunnen kiezen om zijn onvrede over het Turkse regime te uiten’.