ineengedoken zit ik achtergelaten door
alle bloemen met hun eens zo felle kleuren
en heerlijke geuren
hun stelen zijn geknakt, het blad verwelkt
de wortels uit de dorre grond gerukt, zij zijn
in een onbewaakt moment uit mijn leven genomen
nooit meer zal hun lieflijk zang mij teder omringen
in moeilijke, onzekere tijden zullen zij niet de
troostende gebeden voor mij kunnen zingen
voortaan zit ik stil en verscholen, terwijl onder
mijn eeuwig snikken, bijtende zouten tranen
over mijn magere ingevallen wangen lopen