Haarlem was voorafgaande de Tweede Wereldoorlog de belangrijkste filmstad van Nederland, met Filmfabriek Hollandia als paradepaardje.
door Ulrik van Tongeren
Haarlem Filmstad tekent op gedetailleerde wijze de geschiedenis van de Haarlemse bioscopen, films, filmmaatschappijen, filmmakers en sterren van het witte doek. Het boek zit tevens vol met vermakelijke anekdotes. Het mooist zijn de herinneringen aan de bioscopen en de portretten van kleurrijke Haarlemse filmmakers.
Journalist en programmamaker Harry Hosman heeft het boek grotendeels volgeschreven. Er zijn ook enkele memorabele bijdragen van anderen in verwerkt, zoals een selectie uit de in 1958 geschreven herinneringen van actrice Christine van Meeteren die van 1912-1915 een van de vaste krachten van Filmfabriek Hollandia was.
Reisbioscoop
Haarlem was voorafgaande de Tweede Wereldoorlog de belangrijkste filmstad van Nederland. Rond 1900 begon het rijke Haarlemse filmleven waarin de allereerste filmopnamen van straten, pleinen en gebouwen werden gemaakt. Op de kermis werden films vertoond in zogenoemde reisbioscopen. Vanaf 1908 ontstonden de vaste vestigingen.
Met Filmfabriek Hollandia (1912-1923) was de eerste filmindustrie in Nederland een feit. Maurits H. Binger had de droom een Hollywood aan het Spaarne te creëren. Dat lukte redelijk met zestig lange speelfilms, en dat in een periode van elf jaar. Annie Bos acteerde in bijna alle producties van Filmfabriek Hollandia waarmee zij de eerste grote Nederlandse filmster werd.
Binger was een gewiekst zakenman en zeker geen begenadigd filmmaker. Desondanks wist hij zijn simpele producties te slijten op de Amerikaanse en Engelse markt. Na het opdoeken van Binger’s imperium nam Filmfabriek Polygoon het stokje van de filmfabriek over. Het bedrijf bekwaamde zich in het maken van journaalfilms met binnenlands nieuws dat geleverd werd aan bioscopen.
Na de Tweede Wereldoorlog nam het Polygoon journaal in honderden bioscopen een grote vlucht. Er werden zelfs speciale Cineac theaters geopend waarin uitsluitend dit binnen- en buitenlandse nieuws te zien was. Oudere generaties zullen de stem van omroeper Philip Bloemendal nog wel herkennen. Polygoon wist het vol te houden tot 1987.
Betaalbaar vertier
Memorabel zijn de portretten van de bioscopen in Haarlem Filmstad zeker. Lido (1952-1984), Rembrandt Theater (1945-1971), Luxor (1945-1995) en Cinema Palace (1945-2011), het ‘Tuschinski’ van Haarlem, waren ware filmpaleizen. Het gevoel er echt ‘uit’ te zijn was bepalend voor het filmgenot van de bezoekers.
De bioscoop was lange tijd het betaalbare vertier voor de gewone man. Toen die steeds vaker voor zijn televisie bleef zitten, daalde het bioscoopbezoek dramatisch. De neergang van deze zalen is pijnlijk om te lezen.
Van het rijke Haarlemse bioscoopleven is niet veel meer over. Er zijn vandaag de dag nog twee locaties waar filmvertoningen plaatsvinden: de in 2011 in het Raakskwartier geopende Pathé megabioscoop met zeven zalen en voor de kunstzinnige films de Filmschuur die dateert van 1979.
Voorgangers van de Filmschuur waren Het Melkwoud en de Witte Bioscoop, beiden met een alternatieve programmering. Het was een roerig traject dat leidde tot de komst van de Filmschuur. In het meest onderhoudende hoofdstuk van het boek, hoe de goede films toch naar Haarlem kwamen, wordt dat meeslepend verteld.
Fraai zijn de portretten van de Haarlemse documentairemakers J.C. Mol en Herman van der Horst. Mol specialiseerde zich in het filmen van versnelde opnames van bloemen en micro-opnames van kristallen. Zijn in wezen wetenschappelijke films werden internationaal tot abstracte filmkunst verheven.
Ook Herman van der Horst met zijn wilde manen was een documentairemaker die internationaal hoge ogen gooide. ‘t Schot is te boord (1951) en Vieren maar! (1954) zijn prachtige films over de visserij.
Houen zo! (1952) over de herbouw van Rotterdam was waarschijnlijk zijn beste film. Het gestamp van de bouwmachines en de stemmen van de bouwlieden vormen het geluid. Zonder muziek en commentaar wist hij een enerverende documentaire te maken.
Helaas werd deze filmmaker in de jaren ’60 door de jonge filmcritici weg gezet als te weinig vernieuwend. Op het documentairefestival IDFA en het Nederlands Filmfestival wordt nog wel eens een film van hem vertoond. Telkens valt het op welk een vernieuwend filmmaker de man was.
Tweede filmstad
Tevens bevat het boek portretten van kinderboekenschrijver Dick Laan, beroemd geworden door Pinkeltje, die een intrigerende carrière kende als amateurfilmer. Ook de liedjesschrijver van Boudewijn de Groot, Lennaert Nijgh, had een fascinerend verleden als amateurfilmer. Dergelijke persoonlijke portretten zorgen ervoor dat Haarlem Filmstad geen droge kost, maar een heerlijk kijk- en leesboek is geworden.
Haarlem is momenteel de tweede filmstad van Nederland. Na Amsterdam vinden hier de meeste opnamen van nationale en internationale film- en tv-producties plaats. Menig film en serie die zich in Amsterdam afspeelt, bevat scènes die zijn opgenomen in Haarlem. De stad is een geliefde stand-in omdat het filmen in de de Amsterdamse binnenstad onbetaalbaar is geworden. Handig bovendien dat er betrekkelijk weinig toeristen in Haarlem rondstruinen. En de huizen en villa’s in Haarlem en omgeving zijn ruimer.
Er is tevens een website over Haarlem Filmstad.
titel Haarlem Filmstad
auteurs diversen, waaronder Harry Hosman
uitgave gebonden, 272 pagina’s
uitgeverij Lecturis, 2019
prijs 35 euro
isbn 978-94-6226-292-8
Mooi stuk. En hoewel persoonlijk, omdat ik er gewerkt heb, mis ik de benoeming van de Brinkman bioscoop. Absoluut geen belevenis of glamour. Maar jaren lang de meeste zalen in Haarlem en de enige plek in de stad een film te zien
Vergeten om deze bioscoop te vermelden. Brinkman was lang vergane glorie, toen ik er was. Winkelpassages zijn nooit gunstig voor bioscopen. Catharijne bioscoop in Hoog Catharijne was ook een trieste bedoening.