Ruim 110 heel bijzondere fietsmodellen uit met name de 20e eeuw gerangschikt naar soort: stads- en racefietsen, vouwfietsen, mountainbikes, kinder- en toerfietsen…

      door Martin Broek

‘Als je je moedeloos voelt, de dag somber lijkt, je werk eentonig wordt en je nauwelijks een lichtpuntje ziet, pak dan je fiets en maak een tocht’, stelde Arthur Conan Doyle (de geestelijk vader van Sherlock Holmes) al eind 19e eeuw in het Scientific American Magazine. Zijn woorden staan boven de introductie van het boek Cyclopedia, een eeuw iconische fietsen.

De woorden van Doyle grijpen de belangrijkste eigenschap van de fiets, het vervoermiddel (meestal) op twee wielen voortgedreven door spierkracht. Het vervoermiddel kan wat een zielenknijper of een handvol pillen lang niet altijd kunnen: plezier en uitzicht bieden. Cyclopedia is een boek met vooral oog voor de schoonheid van de techniek en de fiets zelf, maar de liefde heeft een diepere reden.

   Fietsland

Nederland is een fietsland pur sang. Het is grotendeels vlak en afstanden zijn alleen groot als je daarvoor kiest. Om de status van Nederland te onderstrepen, openende Utrecht in het hart van het land een mega-fietsenstalling die zelfs internationaal het nieuws haalde. De fiets is in, meer dan ooit. Het is een snel en schoon vervoermiddel in volle steden en biedt ontspanning aan mensen van middelbare leeftijd en steeds meer twintigers en dertigers. Het boek, een heruitgave van een Engelstalige versie uit 2011, verschijnt dan ook op een goed moment.

Het rijwiel is vermoedelijk in 1817 ontstaan – niemand weet dat zeker – als antwoord op de klimatologische gevolgen van een vulkaanuitbarsting in wat toen nog Nederlands-Indië was. Door de uitbarsting mislukten oogsten en werden Europeanen gedwongen tot het opeten van hun paarden. Bosbouwer Karl von Drais ontwikkelde vervolgens een loopfiets om het hierdoor ontstane vervoerprobleem te lijf te gaan. Het is een van de kleine verhaaltjes die van het fotoboek (500 foto’s) ook een leesboek maken.

De titel is treffend. Cyclopedia is van oudsher een ander woord voor encyclopedie, maar als het om fietsen gaat moet je deze term gebruiken. Het voorwoord bevat een pleidooi voor ‘het perfect milieuvriendelijke vervoermiddel in een tijd dat het welzijn van onze planeet ons zozeer te harte gaat. We trappen zelf, parkeerruimte is overbodig, van kwalijke uitstoot is geen sprake.’

De lofzang houdt daar niet op. Fietsen is gezond, neemt weinig ruimte in en is ideaal voor overvolle steden. Als dat nog niet duidelijk genoeg is, voegen de auteurs van het boek eraan toe: ‘Ik word gefascineerd door de eenvoud van het idee: je verplaatst je met behulp van je eigen energie.’

   Geen e-bikes

Daar doet de tekst mij als fietsliefhebber gedateerd aan. Steeds minder mensen trappen volledig zelf. Ze hebben elektrische trapondersteuning waardoor ze naar de verste stille plekjes kunnen rijden. Er worden inmiddels meer elektrische motorfietsen verkocht dan ‘gewone’ fietsen. Ze zoeven de fietser op eigen kracht voorbij. Die begint eraan te wennen dat jong en oud hem of haar zweetloos inhalen op elektrische fiets of op de nog snellere power bike.

Het is de eerste reden om te gaan bladeren door het prachtige boek: staan er ook elektrische fietsen in? Ze ontbreken, net als die andere uitvinding, de (elektrische) bakfiets om kinderen naar school en sportclub te brengen. Tijdens de tocht door het boek besef je dat deze omissie niet belangrijk is. De fiets is een schoonheid op twee wielen en elektra een extra die het eenvoudige ontwerp geen recht doet. Dit boek is voor de liefhebber een snoepwinkel vol druppelvormige buizen, frames van staal, carbon en aluminium, tandwielen en versnellingshandeltjes.

Achterin het boek is een tijdsbalk afgedrukt met fietsen per land. Tot 1939 worden alleen Franse fietsen vermeld. De eerste van de drie Nederlandse fietsen die zijn opgenomen is de Gazelle Champion Mondial uit 1981. Dit model werd bekend vanwege de excentrische Colrout cranks (dat is de arm tussen trapas en pedaal), waarbij de trappers draaien in een ring die ervoor zorgt dat de crank in zijn kortste stand korter is en in de langste langer (paginagrote foto’s maken duidelijk hoe dit werkt). Gazelle wegfietsen verdienen een plaatsje op het wereldpodium, aldus de auteurs.

Mijn eigen fiets wordt niet vermeld, een Fongers uit 1948 met zijn holle stalen buizen is onverwoestbaar. Voor deze bespreking heb ik hem nog even gewogen: 26 kilogram, inclusief fietstassen en bagagerekje voorop. Dat is 20 kg zwaarder dan een moderne racefiets. Ook mijn opa fietste op een Fongers, net als wijlen koningin Juliana. De Groningse fietsenfabriek van Fongers heeft het loodje gelegd. De kwaliteit maakte dat je een onverslijtbare fiets voor het leven kocht en dat is commercieel niet goed. Fongers werd in 1961 overgenomen en verdween.

   Stayerfiets

Wel wordt de Tango vermeld, een Nederlands ontwerp van Urban Solutions en een onderhoudsvrije stadsfiets, geproduceerd door het Duitse bedrijf Saxs. Het model won in 1997 de wedstrijd Vision 2000 die door het Japanse metaalverwerkingsbedrijf Shimano was uitgeroepen, maar het zware gewicht en de hoge prijs zorgden ervoor dat het ontwerp nog twee keer is doorverkocht, maar nooit echt in serieproductie is genomen.

De derde vermelde Nederlandse fiets is de Peka waarmee men achter motoren stayert op de wielerbaan. Het was een ontwerp van Peter Serier en vervaardigd in de werkplaats van Piet Peperkamp in Amsterdam. Een fiets om 100 kilometer per uur mee te kunnen halen en met één versnelling en een gigantisch tandwiel, waardoor het onmogelijk was er zonder hulp op weg te fietsen.

De hele discipline stayeren (rijden achter zware motoren) is verdwenen, maar los daarvan zou ook deze fiets het niet redden want het schijfwiel zou het vehikel uit balans brengen. Niet verwonderlijk om ook de mankementen te noemen in een boek waar veranderingen en innovaties aan fietsen zo’n belangrijke rol spelen. Nederland fietsland wordt er door van wat kanttekeningen in voorzien.

Altijd al willen weten wat een derailleur is en niet aan Wikipedia toegekomen? Het boek vol weetjes bevat ook een korte verklarende woordenlijst. De ‘wielbasis’ is de afstand tussen de loodlijnen door de assen van voor- en achterwiel. De derailleur is het versnellingsapparaat ‘waarmee de fietser de ketting van het ene naar het andere kettingwiel kan verschuiven om van versnelling te wisselen. Er is meestal sprake van een achterderailleur en soms ook een voorderailleur, nooit andersom.’

Tot 1937 was het gebruik van versnellingen in de wielerkoers Tour de France overigens verboden, want het zou niet eerlijk zijn. Inventiviteit is echter niet te stoppen: de achterwielen kregen een groter tandwiel aan de ene zijde om bergop te kunnen fietsen en een een kleinere aan de andere kant. Voor een klim moest dan wel eerst het wiel gedraaid worden. Het is niet meer voor te stellen en waarom dat eerlijker zou zijn is een onbeantwoordbare vraag.

   Typen

De meest afgebeelde fietsen zijn racefietsen. De fiets die altijd wordt genoemd als het om schoonheden gaat, de Bianchi, ontbreekt niet, maar ook onbekendere typen en merken, zoals de Moulton Speed S en Fagin staan er in. Naast racefietsen zoals de Labor – de enige fiets waarop je in de jaren ’20 van de vorige eeuw de wielerklassieker Parijs-Roubaix kon winnen – zijn er toerfietsen en ook daaronder schoonheden, zoals die van Alex Singer.

Deze fiets uit 1947 wordt dan ook ingeleid met GOD LEEFT! De wederom prachtige fotografie laat een elegante toerfiets zien, waarmee je inderdaad wel Touretappes wilt rijden, zoals een van de directeuren van het bedrijf tijdens de Tour voor toeristen in de jaren ’50 deed. Zelfs de ligfiets, tandem en vouwfiets komen ruimschoots aan bod. Van dat laatste type is de vouwfiets van het Britse leger opgenomen die vanaf 1940 door Birmingham Small Arms (BSA) werd gemaakt, maar ook vouwfietsen waar de koffer of het karretje om ze te vervoeren in het ontwerp verwerkt zijn.

Opvallende kinderfietsen zoals de de Leopard Tipo Cross van Carnielli Graziella, een step-fiets, en een kinderfiets in de vorm van een scooter ontbreken niet. Zelfs stadsfietsen, de werkpaarden onder de tweewielers, krijgen ruimschoots aandacht: de Raleigh Tourist bijvoorbeeld. BMX fietsjes, gravel bikes en het elektrische spul ontbreken.

De vergissing is snel gemaakt dat als je iets heel mooi vindt je dan meent dat anderen dat ook wél zo moeten zien. Er staan fietsen in het boek die zo mooi geportretteerd zijn en zoveel elegantie tentoonspreiden, dat ik me aan die vergissing schuldig maak. Ook lelijkerds ontbreken niet. De Wilhelmina Plast Itera bijvoorbeeld heeft het uiterlijk van een misbaksel en dat is het ook is geworden en de 14 tot 22 duizend Duitse marken kostende BIRIA Unplugged TM Design stadsfiets, die bovendien onstabiel was bij staand fietsen, is ook al geen succes geworden.

Maar juist die genoemde mislukkingen maken dat je nog meer van de fiets gaat houden. De fiets is een geslaagd vervoermiddel, maar die ontwikkeling nam en neemt nog steeds heel wat hobbels. Het is een boek voor de liefhebber, maar ook voor hen die dat nog niet zijn en dat willen worden middels het bladeren in dit wondermooie boek: plaatjes kijken waarbij het speeksel uit je mond loopt.

Martin Broek fietst zelf  op een doorsnee fiets met versnellingen gemiddeld twee dagen per week ellenlange afstanden door dit kikkerland. Onderweg maakt hij fraaie foto’s en deelt zijn gedachten met de lezers op zijn blog Foto & Oprisping.

 

 

titel  Cyclopedia; Een eeuw iconische fietsen
auteurs  Paul Smith, Martin Strubreiter, Michael Zappe
fotografie  Bernhard Angerer
samenstelling  Michael Embacher
uitgave  Hardcover, 304 pagina’s (Eerste uitgave in de UK in 2011 door Thames & Hudson Ltdf)
uitgeverij  DATO/Lecturis, 2019
isbn  9789462263291
prijs  € 19,95

Door ravage

Abonneer
Laat het weten als er

*

2 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Mooie recensie ! Dat Fongers al begin jaren ’60 uit beeld verdween… Ik heb er in de jaren ’70 nog een nieuw gekocht bij de fietsenmaker in ons dorp. Misschien had hij een voorraadje ? Onverwoestbaar was de Fongers wel, maar niet zonder mankementen. Ik gaf de mijne een jaar of 10 geleden weg aan een vriend, die er op naar huis fietste, 20 km verderop. Ik was alleen even vergeten dat de ketting er steeds afliep…

5 jaren geleden

Jan Fongers zal als submerk van Batavus gevoerd blijven worden tot medio jaren ’80. Maar feitelijk was het een trage sterfhuisconstructie voor een van de degelijkste Nederlandse fietsenmerken waarbij naam en faam langzaam werden uitgehold. (Nederlandse fietsemerken staan hier overzichtelijk bij elkaar: http://www.rijwiel.net/merken_n.htm)