Uitsnede van ‘De zielenvisserij’ uit 1614, geschilderd door Adriaen van de Venne. Deze allegorie op de ijverzucht van de verschillende religies hangt in het Rijksmuseum

Dat men in de Zeven Provinciën en daarbuiten in de 17de eeuw alle religies gelijk behandelde, is een fabeltje dat kennelijk nog onvoldoende is doorgeprikt.

      door Peter de Kort

Vorige week pakten de media flink uit nadat het Amsterdam Museum bekend maakte een tentoonstelling over ‘Hollandse meesters in de Gouden Eeuw’ voortaan ‘Groepsportretten in de 17de eeuw’ te noemen. Door alle consternatie kwam helaas niet goed uit de verf dat het museum geen moeite heeft met de term ‘Gouden Eeuw’ als verwezen wordt naar de wetenschap en kunst. Alleen in algemene en economische zin vindt men het een ongepaste naam, omdat in die eeuw nog veel armoede en uitbuiting voorkwam.

Hun uitleg had aan kracht gewonnen als er was uitgelegd dat ook ‘eeuw’ in die term niet klopt. De ‘Gouden Eeuw’ begon namelijk in economische zin volgens veel geschiedkundigen pas in 1602, omdat in dat jaar de discutabele Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) werd opgericht, en eindigde al in het rampjaar 1672.

De woordvoerders van het museum stellen wel terecht vast dat in die eeuw veel inwoners van de Zeven Provinciën niet geprofiteerd hebben van de toenemende welvaart. Sterker nog, mensen in overzeese koloniën, met name de oorspronkelijke bewoners en de mensen die er als slaaf werden uitgebuit, hebben, als ze de reis naar de koloniën overleefden, jarenlang zwaar geleden.

Zo ook veel nazaten van de meestal in Afrika en Azië tot slaaf gemaakten. Die hebben als ‘slaafgeborenen’ hun hele, soms korte leven, generaties lang de ‘Hollandse’ economie in ‘onze’ koloniën gestimuleerd. Deze feiten, die nu vrij algemeen bekend zijn, zijn vooralsnog voor de meeste Nederlanders en andere musea helaas onvoldoende reden om wat prudenter met de term ‘Gouden Eeuw’ om te gaan.

Wie weet hadden velen er anders over gedacht als bij de uitleg over de naamsverandering door het Amsterdam Museum deze aspecten nog uitgebreider waren belicht en er bijvoorbeeld ook meer aandacht was uitgegaan naar het feit dat voor de toenmalige toch al arme bevolking van Brabant, grote delen van Limburg en delen van Zeeland en Groningen, de 17de eeuw ook eerder een grauwe in plaats van gouden eeuw was.

In het begin van die eeuw leden zij namelijk enorm onder de oorlog tussen de Spanjaarden en de ‘Republiek’. Toen ze later als ‘wingewesten’, lees koloniën, werden ingelijfd door de Zeven Provinciën, werden in deze generaliteitslanden torenhoge belastingen geheven. Bovendien werden zij stelselmatig gediscrimineerd omdat de meeste inwoners katholiek waren en ervan verdacht werden met de vijand Spanje te hebben geheuld. Pas eind 18de eeuw kwam, alleen in juridische zin, een einde aan de godsdienstdiscriminatie.

Het gekke is dat als je de website van het Amsterdam Museum bezoekt en klikt op ‘Groepsportretten in de 17de eeuw’ er juist jubelend beschreven wordt dat daar alle geloven samen op schilderijen vereeuwigd zijn. Hier geldt dus ook: niet alles wat blinkt is goud.

Dat men in de Zeven Provinciën en daarbuiten in de 17de eeuw alle religies gelijk behandelde, is een fabeltje dat kennelijk nog onvoldoende doorgeprikt is. Pas wanneer dit onderwerp, en al die andere negatieve aspecten van de 17de eeuw in het toenmalige kerngebied én koloniën én ‘wingewesten’ meer geaccentueerd worden, zullen andere musea en het publiek het selectiever omgaan met de term ‘Gouden Eeuw’ gemakkelijker accepteren.

Door ravage

Abonneer
Laat het weten als er

*

0 Reacties
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties