Naast het stimuleren van eerlijke handelswaar uit de Derde Wereld, leverde de wereldwinkel de afgelopen vijftig een belangrijke bijdrage aan het uitvoeren van dit fairtrade beleid door maatschappelijke organisaties en instanties.
door Hans Beerends
Vijftig jaar, een mooie leeftijd. Kinderen de deur uit, grootste helft van je leven achter de rug en tijd om terug te kijken naar wat er allemaal voor moois en minder moois gebeurd is. Sommige vijftigers gaan vervolgens evengoed op hun eigen wijze door met het verwezenlijken van hun idealen. Wereldwinkels, het lijken net mensen.
Met vijftig is de radicaliteit er wat vanaf, praktisch idealisme neemt het over en al is het aantal wereldwinkels in Nederland gezakt van 400 naar 250, het concept fairtrade is inmiddels wijd uitgezaaid. Het solidariteitsnetwerk, ooit in Breukelen in 1969 van start gegaan, het laatste jaar van de politiek zo roerige jaren ’60, waaide al spoedig over naar de grote steden. Vandaar breidde het zich uit tot honderden wereldwinkels in heel Nederland en vervolgens tot duizenden over heel West-Europa.
Oneerlijke koffie
Voor het grote publiek was het even wennen. Hoezo oneerlijke koffie, thee, suiker, cacao? Ik betaal toch keurig de afgesproken prijs bij mijn plaatselijke kruidenier, wat is daar nou ineens mis mee? Nou, daar bleek veel mis mee te zijn en geleidelijk aan brak die kennis door in de publieke opinie. Aangemoedigd door de wereldwinkels werd de discussie over eerlijke en oneerlijke handel een agendapunt bij vakbonden, kerken, politieke partijen en uiteindelijk bij de regering.
Ook binnen de Europese Unie en VN-organisaties brak het besef door dat het blokkeren van economische ontplooiing van de voormalige koloniën moreel niet meer te verdedigen was en uiteindelijk ook politiek en economisch nadelig zou kunnen uitwerken voor de rijke landen zelf. Niet dat dit direct leidde tot structurele veranderingen, maar de twijfel over de rechtmatigheid en doelmatigheid van het zogeheten vrije marktsysteem was gezaaid. Jaren later leidde dit bij het bedrijfsleven tot een zoektocht om te gaan werken aan ‘Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen’.
In 1970 volgde de regering van Nederland het advies van een VN-resolutie op om de bevolking voor te lichten over het armoedeprobleem hetgeen leidde tot de geboorte van de NCO, de Nationale Commissie Ontwikkelingsstrategie. Onder druk van de wereldwinkels, de Novib en een reeks actiegroepen ging deze commissie, tot woede van de toenmalige minister van Ontwikkelingssamenwerking, Udink, wereldwinkels en andere actiegroepen financieel steunen.
Ondertussen was in een reeks arme landen de bevolking opgestaan tegen militaire dictaturen en corrupte regeringen. Ter ondersteuning van deze bevrijdingsstrijd ontstonden in Nederland tientallen solidariteitsgroepen. De wereldwinkels, in aantal gegroeid tot 200 in de jaren ’70, vormden tezamen een actiegericht netwerk ter ondersteuning van campagnes van de Vietnam-, Angola-, Chili-, Nicaragua- en Anti-apartheidsbeweging. Zonder de wereldwinkel zou bijvoorbeeld de boycotactie van koffie uit Angola in 1972 nooit gelukt zijn.
Ook bij acties rond Zuidelijk Afrika en Latijns-Amerika in de jaren ’70 en ’80 speelde zij een belangrijke rol. Tegelijk ging de verkoop van eerlijke producten in de wereldwinkels volop door. Daarnaast werd het concept eerlijke handel, eerlijke lonen en eerlijke prijzen een begrip dat overgenomen werd door de Schone Kleren Campagne, Fairphone, Max Havelaar en de supermarkt, alsmede door Fairtrade Gemeenten en door tal van andere initiatieven.
Alleen al het totale bedrag van de verkoop van producten met het fairtrade keurmerk van 27 landen was in 2017 reeds opgelopen tot 8.5 miljard euro. Van die verkoop profiteerden tegen de 1600 productorganisaties in 77 landen in Afrika, Azië en Latijns-Amerika. Geen geringe prestatie dus.
Leefbaar loon
Een laatste ontwikkeling van de fairtrade-gedachte die na de eeuwwisseling is ontstaan, is de discussie over en de actie voor leefbaar loon. Een discussie die werd aan geslingerd door de internationale vakbonden en ondersteund door Max Havelaar. Zoals binnen Europa en de VS een leefbaar minimumloon vanzelfsprekend is, zo zal dit ook op korte termijn gerealiseerd moeten worden in de Zuidelijke landen. Niet alleen vakbonden ijveren daarvoor, gesteund door actiegroepen in zowel arme als rijke landen, maar ook het internationale bedrijfsleven begint daar geleidelijk aan open voor te staan.
De 50-jarige wereldwinkel kan dus met een tevreden blik terugkijken. Ze kan zeker niet alles op haar conto schrijven, maar heeft wel een aanzet gegeven tot een positieve ontwikkeling die op een gegeven ogenblik een eigen leven is gaan leiden. In hoeverre de wereldwinkel en haar vele 50-plus vrijwilligers weer nieuwe initiatieven zullen ontwikkelen of bestaande positieve ontwikkelingen met kracht gaan ondersteunen, is afhankelijk van de vraag of zij, wat toch vaak voorkomt, als 50-jarigen aan een tweede jeugd beginnen.