Historicus Rutger Bregman stelt in zijn nieuwe boek dat de meeste mensen deugen, verwijzend naar de prehistorie. Daar staat mijns inziens tegenover dat veel deugende mensen zich ook gemakkelijk laten misleiden.
door Hans Beerends
Nog geen dag nadat het nieuwste boek van Rutger Bregman, De meeste mensen deugen, begin september uitkwam, schreven columnisten van links tot rechts dat zijn verhaal toch wel erg naïef was en weinig realistisch. Die eensgezindheid bevestigt de visie van Bregman dat veel publicisten en bestuurders er automatisch van uitgaan dat mensen eigenlijk niet deugen. Hoe zit dat nou precies?
Bregman zegt niet dat de mens van nature goed is, ook niet dat de meeste mensen die deugen dat ook voor 100 procent zijn. Wel geeft hij aan dat de mensen in aanleg deugen. Hij verwijst dan naar de leefwijzen van mensen in de prehistorie, de tijd van vruchten verzamelen en jagen. Deze periode – 99 procent van de geschiedenis der mensheid schrijft hij – werd gekenmerkt door vrede, harmonieus samenzijn, afwezigheid van persoonlijk bezit en zeeën van tijd.
Aan deze paradijselijke toestand kwam een einde toen jagers en verzamelaars 15.000 jaar geleden op het einde van de ijstijd zich als landbouwer en veeteler vestigden. Vanaf dat moment ontstaat bezit en daaraan gekoppeld bezitsverdediging en bezitsverovering. Zoals de Franse filosoof Jean Jacques Rousseau (1712-1778) het beeldend uitdrukt – vanaf het moment dat iemand een hek om een stuk terrein plaatste en verklaarde dat het stuk land hem toebehoorde, begon de ‘beschaving’ en daarmee de ellende van oorlog en de heerschappij van enkelen over velen.
Bij bombardementen hielpen mensen elkaar
Nou is dat verhaal van een oorspronkelijke paradijselijke toestand niet nieuw. Zowel in het Bijbelverhaal van Adam en Eva als in het verhaal van een prehistorisch oercommunisme in de marxistische theorie is sprake van het verloren gaan van een harmonieus leefpatroon. Adam moest werken in het zweet des aanschijns nadat hij en zijn vrouw kennis kregen van het verschil tussen Goed en Kwaad. De gemeenschapszin in het oercommunisme werd doorbroken toen iemand op basis van toegeëigend persoonlijk bezit zich opwierp als leider.
In de visie van Bregman, ondersteund door een reeks wetenschappelijke onderzoeken, is de mens dus niet van nature goed maar wel in aanleg. Als mensen niet gemanipuleerd, geïndoctrineerd of geïntimideerd worden, zijn ze gericht op het goede en vertoont de overgrote meerderheid geen kwaadaardige trekken. Op zich is dat belangrijk om vast te stellen. Hoe vergaat het echter mensen als ze wél gemanipuleerd etc. worden – als ze om te overleven bijna gedwongen worden om te kiezen tussen goed en kwaad?
Ook daar draagt Bregman in zijn inleiding een aantal voorbeelden aan, namelijk het gedrag van mensen bij bombardementen in de Tweede Wereldoorlog. Toen de regering van Engeland er in 1940 van uitging dat Hitler Londen zou gaan bombarderen, maakte zij zich grote zorgen over de houding van de bevolking. Men ging er vanuit dat mensen zich hysterisch zouden gaan gedragen, elkaar als beesten vertrappend.
Het bleek allemaal anders. Mensen hielpen elkaar, vaak met gevaar voor eigen leven. Een team van psychologen dat in opdracht van de regering na de bombardementen op Londen het gedrag onderzocht, kwam met een rapport waaruit bleek dat van hysterie weinig sprake was. De regering wilde echter niets van dat rapport weten omdat zij zelf van plan was Duitsland plat te bombarderen en daarbij het verhaal nodig had dat dat zou leiden tot chaos en hysterie waardoor de overwinning bespoedigd werd. Deze veronderstelling ging opnieuw niet op; er vielen veel doden en gewonden maar mensen bleven elkaar helpen en van totale chaos was geen sprake.
De vernistheorie blijkt niet te kloppen
De vernistheorie, de aanname dat beschaafd gedrag slechts een vernisje is waaronder het beestachtige van de mens zou schuilgaan, blijkt na onderzoek van vrij gekomen archieven en weinig bekende rapportages gewoon niet waar te zijn. De uitslagen van het beruchte schokmachine experiment van psycholoog Milgram en het even beruchte Stanford Prison experiment van Zimbardo waaruit zou moeten blijken dat mensen in feite sadisten zijn, blijken tot stand te zijn gekomen na manipulatie van de deelnemers.
Uit rapportages die door hoge militairen liefs verzwegen worden, blijkt dat meer dan 80 procent van de frontsoldaten over de hoofden van tegenstanders heen schieten. Ook verzoening tussen Duitse en Franse soldaten op kerstavond tijdens de Eerste Wereldoorlog, waarvan altijd gezegd werd dat het slecht een enkel incident betrof, blijkt tot ergernis van hoge officieren over de hele frontlinie te hebben plaats gevonden.
Bregman geeft een reeks voorbeelden van aannames die moesten bewijzen dat mensen niet deugen, om deze aannames vervolgens te ontmaskeren als mythes die jammer genoeg al eeuwen omhelst worden door machthebbers, journalisten, bestuurders, geestelijken en opvoeders. Als belangrijkste bevorderaars van dit ‘schuldige’ denken noemt hij onder anderen de kerkvader Augustinus met zijn erfzonde, filosofen als Machiavelli en Nietsche en vooral de filosoof Hobbes (1588-1679).
Deze Engelse filosoof dacht, in tegenstelling tot Rousseau, dat mensen in de prehistorische oerstaat helemaal niet in harmonie met elkaar leefden maar een oorlog voerden van allen tegen allen en dat onze beschaving nog steeds een vernisje is. Bregman geeft, op grond van uitgebreid archeologisch onderzoek aan dat Hobbes verkeerd zat.
Tenslotte als belangrijke schuldbevorderaar waar Bregman als domineeszoon zeker mee te maken had, luidt de calvinistische visie uit de Heidelbergse catechismus: ‘De mens is geneigd tot alle kwaad en niet in staat tot enig goed’. Daar doen de gereformeerden overigens zichzelf te kort mee want in de Tweede Wereldoorlog waren zij in Nederland, naast de communisten, de groep die zich het meest intens verzet heeft tegen de Nazi-overheersing.
Hoe staat het met het collectief?
Als je de mensen nu maar met rust laat, hen niet manipuleert, intimideert of meesleept in een doctrine dan zal de overgrote meerderheid zich fatsoenlijk en deugdzaam gedragen. Dat is ongetwijfeld waar, maar hoe zit het nou als mensen zich, meegesleept in een ideologie of doctrine, collectief gaan misdragen? Genocide en massamoord zoals dit voorkwam in de Sovjet-Unie, Nazi-Duitsland, interventie van de VS in Vietnam, Neerlands politionele acties, apartheid in Zuid-Afrika, de massamoord op de Hutsi’s, de killing fields in Cambodja?
Bregman stelt dat het hier gaat om relatief kleine dominante groepen, maar dat lijkt me te gemakkelijk. Waarom gaan erg veel van die individueel deugdzame mensen en masse erin mee? Hier wreekt zich wellicht de intentie van deugdzame mensen om toch vooral goed te willen doen, of op zijn minst aan de goede kant te staan. Maar wat is dan de goede kant? Het antwoord daarop is mijns inziens dat er bijna geen massamoord, oorlog, of onderdrukking bestaat die niet door de machthebbers voorgesteld wordt als iets goeds.
Het veroveren van koloniën door Frankrijk, Engeland, België en Nederland werd gebracht als het opvoeden van inheemse volkeren en het rondbrengen van het evangelie. De VS wilde niet Vietnam tot haar invloedssfeer behouden, maar verdedigde slechts de democratie. Nazi-Duitsland riep in de bezette gebieden mensen op zich aan te sluiten bij de SS teneinde het goddeloze communisme te bestrijden. Zo is er nog een reeks voorbeelden van misdragingen op te noemen die gebracht worden als iets goeds. En al die die mensen die deugen liepen daarin mee, of niet?
Als mensen onder druk van machthebbers of onder druk van sociale controle min of meer gedwongen worden mee te gaan met een totalitair en moorddadig regime, dan zijn ze geneigd de rechtvaardiging van het beleid dat hen aangereikt wordt door de machthebbers met beide handen aan te grijpen. Een klein deel zal echt overtuigd zijn dat machthebbers in grote lijnen het goede nastreven. Een kleine groep zal zich daadwerkelijk verzetten, een grotere groep vlucht echter in een hypocriete houding, ontloopt pijnlijke vragen, gedogen het systeem of gaan daar zelfs in mee.
Hypocrisie of onbeschaamdheid?
Met enige moeite kan je blijven denken dat al die meelopers mensen zijn die deugen, want een hypocriete houding weigert het aanwezige kwade te zien omdat ze zo graag aan de goede kant willen staan. Maar hoe lang deug je nog als je zo gemakkelijk jezelf misleid of je door het regime laat misleiden?
Het komt zelden voor dat een verderfelijk regime er openlijk en onbeschaamd voor uitkomt dat haar beleid uitsluitend gericht is op het vergroten van de materiële belangen van de heersende groep, van de staat, van een volk of van een ras. Het nazi-regime is wellicht de enige die er geen geheim van maakte dat het superieure Germaanse ras inferieure volkeren mocht, en zelfs moest onderdrukken en vernietigen zodat het superieure ras zich verder kon ontplooien. Haar enige rechtvaardiging was dat de natuur nou eenmaal gebood dat sterken moesten heersen over zwakken.
Ik ben het met Bregman eens dat de meeste mensen deugen, maar jammer genoeg laten veel deugende mensen zich ook gemakkelijk misleiden. In het laatste hoofdstuk geeft Bregman tien leefregels aan die moeten leiden tot een situatie waarbij het deugdzame van mensen maximaal tot zijn recht komt. Om te beginnen pleit hij voor het ontwikkelen van een positief mensbeeld. Zolang politici, media, bestuurders, opvoeders etc. blijven uitgaan van het idee dat mensen per definitie niet deugen, dat ze gedisciplineerd moeten worden en met argwaan bekeken, zo lang zal ook onderlinge wedijver, polarisatie, misleiding, onbegrip, agressie en de gevolgen daarvan – oorlog, onderdrukking en uitbuiting – grote kansen krijgen.
Het bevorderen van een draagvlak van zelfstandig denkende individuen die zich betrokken voelen bij de gemeenschap van mensen zowel lokaal, nationaal als mondiaal is de beste garantie voor een menswaardig en rechtvaardig bestaan. Het klinkt wellicht utopisch en idealistisch, maar gelukkig bestaan er naast de misleiders nog steeds machtige humanistische en sociaal-religieuze bewegingen die dit doel nastreven. En niet te vergeten miljoenen mensen die deugen en daar bovenop ook nog kritisch zijn.
titel De meeste mensen deugen – Een nieuwe geschiedenis van de mens
auteur Rutger Bregman
uitgeverij De Correspondent, sep. 2019
uitgave 528 pagina’s, paperback/e-book
prijs paper 25 euro/e-book 9 euro
isbn 9789082942187 (paper), 9789082942194 (e-book)
Je dient natuurlijk eerst goed en slecht te definiëren vooraleer je deze gaat toepassen op de menselijke natuur. Het is cultureel bepaald wat goed en slecht is en dat is dus niet altijd en overal hetzelfde. Cultuur bepaalt ook de in-group / out-group mechanismen – met wie ben ik solidair en wie niet? Bregman meent daarentegen dat de economische patronen het menselijk gedrag bepalen. Dat is niet het geval.
Zelfs in nomadische vorm, de meest primitieve vorm van de menselijke economie, zijn er groepen die elkaar bestrijden. Lees het Oude Testament en huiver van waar nomaden toe in staat waren binnen en buiten de eigen groep. Je ziet er alle menselijke slechtheid terugkeren die we in de daarop volgende eeuwen ook zien. De mens is niet slecht geworden, maar de slechtheid was altijd al in de mens.
Het is overigens ronduit idioot om te veronderstellen dat mensen niet dezelfde patronen zouden vertonen als dieren als het gaat om het afbakenen en verdedigen van jachtgronden en plekken waar van nature meer wilde gewassen groeien. Ook als het gaat om het verwerven van vrouwen zie ik niet in hoe de primitieve mens zou verschillen van het primitieve dier.
Beste Ruud,
Je hebt het boek toch niet goed gelezen. Je verwijst naar de nomaden en naar de genocides die beschreven staan in het Oude Testament, maar die periode bedoelt Bregman niet. Zoals de filosoof Rousseau schrijft: “Toen de eerste mens een hek plaatste rond een stuk terrein en verklaarde ‘dit land is van mij’, vanaf dat moment ontstaat bezit en daarmee bezitsverdediging en bezitsverovering. In de periode die jij beschrijft was die bezitskwestie al eeuwen aan de gang.
Bregman verklaart dat mensen IN AANLEG het goede nastreven en die aanleg ziet hij dan op basis van archeologische onderzoek in de prehistorie, de tijd dus waarover geen schriftelijke bronnen bestaan. Nou kan je desondanks denken dat onderlinge wedijver, egoïsme en het kwaad toen al bestonden maar dat is een aanname.
De filosoof Hobbes doet dat. Voor hem is de mens van nature een schepsel dat alleen aan zichzelf denkt waardoor een eeuwig gevecht ontstaat van allen tegen allen en bovendien dat deze houding er nog steeds is. Dat de mens geworteld is in de natuur is een feit en als men zegt wedijver egoïsme, het recht van de sterkste is natuurlijk dan heeft men op zich gelijk. Maar het typische van mensen is juist dat zij zich evolutionair daaraan ontworsteld hebben.
Je kan duidelijk vooruitgang zien op het gebied van mensenrechten, gelijkheid en onderlinge betrokkenheid in de loop van de geschiedenis. Tegelijkertijd zie je in de geschiedenis met regelmaat een terugval naar een mentaliteit van het recht van de sterkste. Zie fascisme, nazisme en stalinisme. Het optimistische is dat keer op keer deze terugval overwonnen wordt door humane democratische krachten. Door te denken en te handelen in een humane sfeer bevorder je deze menselijke vooruitgang.
Door pessimisme er vanuit te gaan dat mensen uiteindelijk toch hun natuurlijke dierlijke gedag laten prevaleren, maak je de weg vrij voor bovenstaande anti-humanistische ideologieën. Dat wil overigens niet zeggen dat mensen die dit pessimisme uitdragen voorstanders zijn van fascisme, nazisme en andere vormen van het recht van de sterkste. Integendeel, die pessimistische gedachte kan juist voortkomen uit teleurstelling en woede over zoveel onrecht .
Zaak is die woede om te zetten in het benadrukken dat wij meer zijn dan schepsels die alleen maar hun dierlijk instinct volgen.
Met hartelijke groet,
Hans Beerends
Dank voor de moeite die u heeft genomen om te reageren op mijn repliek. Ik snap niet goed hoe Bregman meent dat de pre-historische mens “van nature goed” was en in een soort van harmonische samenleving leefde. Het is een aanname, want zonder historische bronnen weet je eigenlijk vrij weinig. Zelfs in onze huidige tijd worden veel ruzies, jarenlange vetes en zelfs geweld überhaupt niet opgetekend. En als morgen de archieven worden verast, dan weten we eigenlijk niks over ons eigen recente verleden.
Ik zie in de prehistorie staat van jagers en verzamelaars ook geen voorwaarden voor een harmonische wereldgemeenschap van mensen. Integendeel, het is juist een omgeving waarin het leven enorm hard is – je moet voortdurend op zoek naar eten en daarvoor enorme afstanden afleggen. Het berust meer dan ooit op fysieke kracht. Als jij bovendien gewond raakt, dan ben je een minder goede jager/verzamelaar en kan de andere meer succes hebben, of wordt je wellicht uitgestoten als een nutteloze eter.
Verder bakent Bregman niet af. Natuurlijk hebben mensen aanleg voor solidariteit en altruïsme, maar dat is in de praktijk niet voor Jan en alleman en in alle omstandigheden. Er zijn grenzen aan de goedheid en naarmate mensen verder van elkaar afstaan in termen van cultuur is het ook gemakkelijker om het leed van de ander te negeren maar ook om met de ander in conflict te raken. Al was dat laatste alleen al omwille van taalbarrières.
Last but not least vind ik dat juist de naïviteit van Bregman e.a. leidt tot slechtheid. De fraudeur kan immers alleen slagen omwille van het goede vertrouwen van anderen. Als je geen slot op je deur doet, dan komt de inbreker bij jou op bezoek. De agressor kiest jou uit (en niet andersom), als hij weet dat jij jezelf niet assertief verdedigt. Een gezonde dosis achterdocht en behoedzaamheid zorgt er voor dat je geen averij oploopt.
Beste Ruud,
Je hebt het weer goed bestudeerd en daarop gereageerd. Prima. Je neemt aan dat het prehistorische tijdperk onmogelijk geschikt zou zijn voor een harmonische samenleving. Je geeft ook een paar voorbeelden. Het is een aanname en Bregman komt op basis van wetenschappelijk onderzoek op een andere aanname.
Nou denk ik dat Hobbes die uitgaat van de eeuwige strijd van allen tegen allen ook een aanname is en dat Hobbes ook wel zijn argumenten heeft en wie weet zelfs wetenschappelijke. Dat is het probleem met onderzoek binnen de sociale wetenschappen. Bijna elk wetenschappelijk onderzoek wordt weer bestreden door een ander wetenschappelijk onderzoek die met tegengestelde uitkomsten komt. Het is dus een kwestie van aannames.
In dat kader speelt een heel oud verhaal over een man die tegen zijn kleinkind zegt:
“Ik heb twee honden in mijn hart die eeuwig strijd voeren. En die honden heten Haat en Liefde.”
“Welke zal er winnen”, vraagt het kleinkind.
De man antwoordt: “Winnen gaat de hond die ik voed.”
Zo is het ook met vertrouwen of wantrouwen, met egocentrisme en altruïsme, met solidariteit of eigen belang eerst. Wat je voedt, waar je vanuit gaat en waarvan je denkt wat dominant is dat zal ook winnen. Een zelfbevestigende profetie .
In je laatste alinea waarschuw je tegen te veel naïviteit en dat is ook goed. Natuurlijk is een gezonde alertheid een goede zaak, je moet mensen die toch al neigen naar diefstal en oplichting niet de gelegenheid geven. Dat is niet alleen dom maar ook kwalijk want je verleidt mensen om dingen te doen die ze anders wellicht niet gedaan zouden hebben. En natuurlijk zijn er ook mensen die niet deugen en daar maatregelen tegen nemen is prima. Het gaat om de balans tussen vertrouwen en wantrouwen.
In het huidige neoliberale super-individualistische systeem is erg veel gebaseerd op wantrouwen. Daar moeten we vanaf zonder te vervallen in een naïef optimisme.
Met vriendelijke groet,
Hans Beerends