Het wemelt in de gevestigde media van de vooroordelen over protesterende babyboomers uit het verleden. Enkele kanttekeningen zijn hier op zijn plaats.
door Hans Beerends
De babyboomers (geboren 1945-1953) – ooit beroemd, berucht, verguisd en gehuldigd – worden thans door veel millennials (geboren 1986-2000) weggezet als een generatie die vooral goed voor zichzelf gezorgd heeft maar de huidige jongeren laat opdraaien voor de kosten.
Opinieblad HP/De Tijd wijdde er in maart een themanummer aan. Zowel in deze special als eerder in diverse media wemelt het echter van de vooroordelen en dat geeft mij als pré-babyboomer, die zich zeer thuis voelde bij de protestgeneratie, de vrijheid om enkele kanttekeningen te plaatsen.
Om te beginnen behoorde slechts een deel van de babyboomers tot een protestgroep. Deze groep verzette zich met succes tegen de regenteske en autoritaire houding die alom heerste in kerk, kazerne, school, universiteit en politieke partijen. Zij eiste medezeggenschap, uitbreiding van sociale verzekering en meer gelijke inkomstenverdeling.
Die jongeren behoorden tot een linkse relatief kleine maar wel zeer spraakmakende groep en hun succes was vooral te danken aan het feit dat rechts geen antwoord had op hun vragen en eisen. De groep eiste deze veranderingen zeker niet alleen op voor zichzelf maar ook voor de volgende generaties.
Deze golf van verzet eindigde echter in de jaren ’80 met als hoogtepunt de massale vredesdemonstraties in 1981 en 1983, gevolgd door een handtekeningenactie in 1985 tegens plaatsing van kruisraketten, ondertekend door 3.750.000 Nederlanders.
De rechtse kant van Nederland, die eerder al geen antwoord wist, had ondertussen niet stil gezeten. Babyboomers die altijd met misnoegen hadden gekeken naar die protestgolf grepen nu hun kans. Samen met de gevestigde oude politici gebruikten zij het budgettaire probleem van de overheid als rechtvaardiging voor het afbreken en het naar beneden bijstellen van sociale wetten.
De bezuinigingskabinetten Lubbers, Balkenende, Kok en Rutte, die vanaf midden jaren ’80 het beleid voerden, verwierpen het saamhorigheidsgevoel van de protestgeneratie en stelden daar het individualistische denken van ieder voor zich en NIEMAND voor ons allen tegenover. En nu zitten we dus in een maatschappij waar met name jongeren hun inkomen bij elkaar moeten schrapen via afroepcontracten, ZZP-constructies en voor wie huisvesting een groot probleem is.
Bovendien zitten we, vergelijkbaar met de linkse protestjaren, met een kleine, spraakmakende maar deze keer zeer rechtse groep opgescheept die zijn succes dankt aan het feit dat nu links Nederland hierop geen antwoord heeft. Terecht dat millennials boos zijn. Zij richten hun boosheid echter aan het verkeerde adres. Niet de protesterende babyboomers van weleer zijn de oorzaak van hun huidige situatie maar de anti-protestgroep.
Tot slot nog één verdienste van de babyboomers waar weinig over geschreven wordt, en dat is het feit dat zij een rampzalige overbevolking in Nederland hebben weten te voorkomen. Tegenover hun ouders, die gemiddeld vijf kinderen kregen, hielden zij het bij twee. Volgens een demografische voorspelling in de jaren ’50 zou Nederland als het gemiddelde van vijf was gebleven, in het jaar 2000 reeds 21 miljoen inwoners tellen. Dankzij de beperking tot twee kinderen waren dat er in 2000 ‘slechts’ 15 miljoen, oplopend naar 17.5 miljoen nu.