Marktgericht denken moet plaats maken voor een meer sociaal gerichte mondiale samenleving. Die wens wordt onderbouwd door de politieke en culturele ontwikkelingen van de afgelopen jaren.
door Hans Beerends
Burenhulp, vrijwilligers die boodschappen rondbrengen, gepensioneerde zorgverleners die spontaan weer aan het werk gaan. Tal van creatieve ideeën en initiatieven om toch samen iets te doen. Tegen alle vooroordelen in blijkt ook deze keer dat mensen in noodsituaties elkaar helpen.
In zijn recente boek De meeste mensen deugen geeft Rutger Bregman een reeks voorbeelden waaruit dit zonneklaar blijkt. Mensen ervaren zelfs dat open staan voor elkaar zoveel meer voldoening geeft, zoveel meer appelleert aan de kern van het menselijk zijn dan de opgelegde omhelsde marktgerichte mentaliteit van meer meer en nog eens meer.
Of het zo blijft, daar wordt verschillend over gedacht en geschreven. Behoudende neoliberalen denken dat alles na afloop van de crisis weer op de oude voet door zal gaan. Populisten zien in de coronacrisis het bewijs dat alle grenzen dicht moeten en we ons moeten concentreren op eigen land. Sociaaldemocraten, sociaalliberalen alsmede sociaal georiënteerde christendemocraten en andere sociaal voelende gelovigen denken dat het eenzijdige marktgericht denken plaats kan en moet maken voor een meer sociaal gerichte mondiale samenleving.
Bij dat laatste sluit ik mij aan. Niet alleen omdat ik dat hoop maar ook omdat die hoop wordt onderbouwd door de politieke en culturele ontwikkelingen van de afgelopen jaren. Het onbehagen over het asociale en eenzijdige marktgericht denken is namelijk niet iets wat thans via corona plots uit de lucht is komen vallen. Dat onbehagen leeft al decennia zowel in de publieke opinie, bij politici, bij tal van wetenschappers en niet te vergeten bij het internationale bedrijfsleven.
Op de jaarlijkse bijeenkomst van het World Economic Forum in Davos, waar de leiders van het internationale bedrijfsleven, regeringen en tal van wetenschappers bijeen komen, wordt nu al vijftien jaar op rij en zeker na de bankencrisis van 2008 gewaarschuwd voor een totale ontwrichting van de economie als doorgegaan wordt op dezelfde weg.
Ondanks deze waarschuwing die breed wordt gedragen, verandert er echter weinig. De reden daarvan is dat landen en (inter)nationale bedrijven worstelen met het spanningsveld tussen hun lange en hun korte termijn belang. Op lange termijn zijn allen gebaat bij een gezond milieu, een standvastig klimaat, het uitbannen van pandemieën, een goede gezondheidszorg en een redelijke koopkracht.
Daarvoor is noodzakelijk het instellen van internationale wet- en regelgeving en een internationaal lichaam dat bevoegd en in staat is deze wetten te handhaven op straffe van sancties. Sociale wetten die in West-Europa vanzelfsprekend zijn, kunnen technisch gesproken ook mondiaal ingevoerd worden. Daarmee wordt het huidige economische systeem niet in zijn totaliteit verworpen; het wordt slechts aan regels gebonden.
Tegenover deze redelijke eis, ik zou durven zeggen mondiale overlevingseis, staat echter het korte termijn belang van staten en (inter)nationale bedrijven. Bedrijven zijn, willen ze overeind blijven, haast gedwongen om in concurrentie met andere bedrijven te zoeken naar de laagste lonen, laagste grondstofprijzen en investeringsvestigingen waar ze nauwelijks gehinderd worden door klimaat-, milieu- en andere voor hen financieel ongunstige wetten.
Om hun winsten veilig te stellen en hun aandeelhouders tevreden, pakken ze ook belastingontwijking met beide handen aan. Dit alles kan vermeden worden door de eerder beschreven internationale wet- en regelgeving. Ondernemers zijn daar ook niet per se tegen. Zolang alle ondernemers onder dezelfde condities moeten werken en er dus geen valse concurrentie ontstaat, zijn de meest moderne verlichte ondernemers er zelfs voor (zie Davos).
Het wachten is dus op internationale politieke druk door vakbonden, politieke partijen, organisaties uit het maatschappelijk middenveld, wetenschappers, moderne vooruitlopende (inter)nationale bedrijven en last but not least het politieke draagvlak wat gevormd wordt door al die mensen die bewust of onbewust het terechte gevoel hebben dat de huidige situatie zo niet langer door kan gaan. Men verwoord dit dan in termen als: ‘ik voel dat het niet klopt; hoe het wel moet weet ik ook niet precies maar dat er iets moet veranderen is duidelijk’.
Aan het versterken van het draagvlak voor sociale verandering kan in feite iedereen meewerken die op een of andere wijze, beroepsmatig, vrijwillig en/of als maatschappelijk betrokken vriend en familielid informatie doorgeeft, een educatieve rol vervult of in discussie gaat over de toekomst van onze en volgende generaties. Een wereld waarin menswaardig wonen en werken normaal wordt, is uiteindelijk in ons aller belang.