wind laat droge rietstengels prikken in mijn schouder en magere rug
zand stuift op, bedekken de buik en navel
dikke wolken verzamelen zich, kleine druppels vangen mijn hand
meeuwen vliegen luidruchtig, doch alert door de samengetrokken lucht
mijn tenen woelen door het fijne afgekoelde zand
donkere ogen druppen verdwaalde tranen
herinneringen aan jou wellen het vermoeide hoofd
haren hangen in slierten om mijn gezicht als een schilderij omlijsten rand
lief, ik en jij
blijven wij samen